477
24 APRIL 1979
gaan, indien geen alternatief voor deze bebouwing
in Breda aanwezig is. De onderstreping die de
St.A.R. daarbij zelf heeft aangebracht, is in het
preadvies niet overgenomen. Bovendien voegt de
St.A.R. er nog aan toe: "Wij dringen daarom aan
op een diepgaand onderzoek naar mogelijke alterna
tieven." Wij zijn van mening dat zo'n diepgaand
onderzoek niet heeft plaatsgevonden.
Door de omwonenden die bezwaar hebben gemaakt
is uiteindelijk voorop gesteld dat men de aanvra
ger en zijn gezin en dat geldt ook voor D'66
van harte een goed en comfortabel huis gunt, doch
dat alternatieven moeten worden onderzocht. De
ter visie liggende medische verklaring slaat al
leen op de ruimte en op de accommodatie van het
huis: in de verklaring wordt niet van een noodza
kelijke sociale relatie gerept, dit in tegenstel
ling tot wat aanvrager ons suggereerde. De eer
lijkheid en de rechtvaardigheid gebieden ons het
college te vragen te wachten met het doen van een
voorstel totdat een diepgaand onderzoek is inge
steld. De sociale binding vormt het enige motief
van aanvrager. Hiertegenover kan men zich afvragen
of die binding wel zo noodzakelijk en zo reëel is
als men doet voorkomen. Anderzijds hebben wij de
binnengekomen bezwaren wel degelijk kunnen verifi
ëren.
Wethouder VAN DUN: Mijnheer de voorzitter.
De beperking die u van de raadsleden hebt gevraagd
geldt uiteraard ook voor de collegeleden, zodat
mijn antwoord kort zal zijn. Het was mijn voorne
men over deze kwestie niets te zeggen, omdat ik
een en ander van zeer nabij heb mogen volgen en
van mening ben dat er door het steeds problemen
oproepen aan beide kanten een situatie is ontstaan
die gewoon niet goed is. Voor het college staat
ten aanzien van dit preadvies centraal: de situa
tie van het gezin in kwestie. Over die situatie,
die genoegzaam bekend is, wens ik niet uit te wij
den. Als er sprake is van een sociale binding met