48 11 JANUARI 1979 geïnterpreteerd, althans waarin de vereniging er negatief uitkomt, zou ik mij kunnen voorstellen dat de vereniging stappen onderneemt waardoor het betrokken punt in de commissie naar voren komt. Ik geloof niet dat het zinvol is in de commissie voortdurend elke negatieve beslissing uitvoerig te gaan bespreken. Op die manier zou de commissie een rol op zich nemen die, voor zover ik een en ander nu kan overzien, niet erg zinvol kan worden ge noemd. Men kan alle moeilijke gevallen, op grond van de regels in de voorgestelde verordening, op de kortst mogelijke termijn in de commissie ver wachten. Volgens de heer De Brouwer wordt in artikel 16 aan het college een soort onbeperkte macht toe gekend. Op zichzelf spreekt het leggen van onbe perkte macht bij colleges van burgemeester en wet houders mij niet zo erg aan, hoewel ik het wel eens had willen voelen! Ik meen echter dat dit element hier niet zo duidelijk in zit. Wij winnen natuur lijk de nodige adviezen in en in een aantal van dit soort gevallen geeft de Sp.A.R. conform arti kel 16, lid 5, van tevoren zijn mening. De heer DE BROUWER: Maar dat Sp.A.R.-advies hoeft toch niet onverkort door burgemeester en wethouders te worden overgenomen! Wethouder WELSCHEN: Dat is juist, maar dan komt er weer een beroepsmogelijkheid achteraan die binnen een redelijke termijn kan worden afgewerkt en waarbij de argumenten van de Sp.A.R. kunnen worden betrokken. Gelet op het Sp.A.R.-advies van tevoren en de beroepsmogelijkheid achteraf, zie ik dat onbeperkte niet zo zitten. Het getuigt trou wens ook niet van geweldig veel vertrouwen in dit college als de heer De Brouwer het gevoel heeft dat er maar in het wilde weg zonder enige beleids lijn subsidies worden verstrekt. De heer DE BROUWER: Ik zeg niet dat ik dat gevoel heb; ik zeg dat die mogelijkheid bestaat.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 48