11 JANUARI 1979
49
Wethouder WELSCHEN: Bij dit college naar ik
hoop niet. Ik had verwacht dat u dat zou onder
schrijven
Ik geloof dat de door de heer De Brouwer ge
schetste gevaren niet aanwezig zijn. We beschikken
over vrij duidelijke lijnen op basis waarvan een
subsidie al dan niet wordt toegekend. Doen zich
problemen voor, dan zijn er beroepsmogelijkheden,
waardoor commissie en raad natuurlijk worden geïn
formeerd en een rol kunnen spelen. Van tevoren ad
viseert, zoals ik al zei, de Sp.A.R. en al met al
denk ik niet dat hier de problemen liggen die de
heer De Brouwer heeft geschetst.
Hij heeft als voorbeeld Brevoc genoemd. Naar
mijn mening heeft hij dat min of meer ten onrechte
gedaan, omdat we in zijn aanwezigheid in de com
missie hebben afgesproken dat de hoofdlijnen van
het beleid óp het gebied van de topsport aan het
gevoelen van de commissie zullen worden onderwor
pen. De commissie zal dus over het geval-Brevoc
het een en ander kunnen zeggen, ook al valt het
onder de nu voorgestelde regeling. Ik geloof dat
het alleen maar goed is dat we over die materie
van gedachten wisselen voordat er heel duidelijke
punten op papier komen.
Tot slot nog iets over artikel 18, lid 2.
Naar mijn mening zijn de juristen die over dit
voorstel hebben geadviseerd, wel volgens de goede
lijn aan het werk geweest. Ik wil nog wel nader
informeren, maar ik geloof niet dat bij aanvaar
ding van het voorstel de hele subsidieregeling
voor N.A.C. wordt ingetrokken. Overigens geloof ik
niet dat het zin heeft hier de juridische aspecten
van deze kwestie te bekijken. Ik zal de opmerking
van de heer De Brouwer doorgeven en nagaan hoe de
situatie is.
De VOORZITTER: Ik heb begrepen dat de heer
De Brouwer behoefte heeft aan schorsing van de
vergadering op dit ogenblik.
De heer DE BROUWER: Niet per se op dit