521
17 MEI 1979
De VOORZITTER: Ik denk niet dat u dat redt!
De heer VAN ASSELDONK:er zijn landelijk
andere J.A.C.'s!
De VOORZITTER: De heer Van Dongen gaat nu ver
der over het J.A.C.
De heer VAN DONGEN: Dit J.A.C.
De heer VAN ASSELDONK: Dank je wel!
De heer VAN DONGEN: Mijn fractie is in zekere
zin blij met de voorlopigheid met betrekking tot
de subsidievoorwaarden. Daardoor zijn in relatie
tot het J.A.C. besprekingen gevoerd en ontwikkelin
gen op gang gekomen, met als gevolg ik zeg dit
vooraf dat onze fractie nu geen moeite heeft
met het definitief verklaren van de subsidievoor
waarden die voor meer instellingen gelden. Ik ben
overigens van mening en dat geldt behalve voor
het J.A.C. ook voor andere instellingen dat wij
met ons allen de plicht hebben te beoordelen, niet
vanuit een politieke hoek maar vanuit de werkelij
ke hulpverlening, of men aan die voorwaarden vol
doet. Ik zeg toe dat onze fractie hier gezond-kri-
tisch naar zal kijken.
Komend tot een afronding spreek ik de wens
uit dat in ieder geval de hulpverlening van het
J.A.C. niet gestigmatiseerd wordt. Ook hoop ik dat
de mensen van het J.A.C. zich niet zullen vertil
len aan beschouwingen over de vraag, hoe het zou
moeten, om vervolgens over te gaan tot de orde van
de dag; het lijkt wel een motie! Onze fractie is
ervan overtuigd dat juist het J.A.C. het niet ge
makkelijk heeft, en wil in dat opzicht van haar
waardering laten blijken. Het J.A.C. is kwetsbaar
en beweegt zich op een gevoelig terrein, maar op
grond van het jaarverslag dat het J.A.C. heeft uit
gebracht, en het daarbij behorende rapport van de
commissie adolescentievraagstukken dit rapport