523 17 MEI 1979 Een tweede opmerking sluit aan op het betoog van mijn voorganger als J.A.C.-woordvoerder in de P.v.d.A.-fractiegehouden toen we het in 1977 voor de zoveelste keer over het J.A.C. hadden. Die voorganger, Jeroen Hendriksen, is toen ingegaan op de zogenaamde "zelfhulp", een werkwijze die erop is gericht mensen te helpen, niet door hen met speci fieke deskundigen te laten praten maar door iemand bij hen te zetten tegen wie ze kunnen praten en die hun mogelijkheden geeft om zelf consequenties te trekken. In het verslag van het J.A.C. worden de ervaringen van een zelfhulpgroep uitgebreid weergegeven. Ik lees daarin toen ik mijn betoog voorbereidde had ik Jan Blokker in de Volkskrant van vanmorgen nog niet gelezen, want anders had ik het misschien anders gezegd dat voor de betrok kenen zelf het belangrijkste van een zelfhulpgroep wordt gevormd door: zowel elkaar helpen uit eigen ervaringen als leren je eigen boontjes te doppen, leren zelfstandig te worden. Naar onze mening staat dit haaks op hetgeen de heer Van Asseldonk zojuist over het misbruik van jongeren heeft gezegd. De heer VAN ASSELDONK: Ik heb gedoeld op si tuaties waarin het J.A.C. op veranderende wijze te werk gaat. In het verslag over 1978 erkent het J.A.C. in verband met zelfhulpgroepen dat je door de hulpvragers van één hulpverlener afhankelijk te maken de mogelijkheid creëert dat er misbruik van hun positie wordt gemaakt. Dat is de reden dat ik mijn opmerking heb gemaakt en nu moet de heer Oomen niet zeggen dat ik iets anders heb verteld. De heer OOMEN: Het was misschien beter geweest als de heer Van Asseldonk de slotconclusie van dit onderdeel van mijn betoog had afgewacht. Ook al zijn de hulpvragers om het in andere termen te zeggen soms aan één hulpverlener overgeleverd, ik denk dat de jongeren tegenwoordig veel meer mans zijn en veel beter zelf conclusies kunnen trekken, mede getuige het feit dat de huidige

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 523