17 MEI 1979
526
enigszins is veranderd, heeft ook de raad een ze
kere ontwikkeling doorgemaakt, met als gevolg dat
de punten die door het J.A.C. naar voren zijn ge
bracht, beter worden opgepikt en als positiever
worden beoordeeld. We hebben hier te maken met een
ontwikkeling in de maatschappij als geheel, die
uiteraard ook in de raad zichtbaar is.
In het verleden heeft het J.A.C. zich op een
aantal punten onderscheiden van andere hulpverle
ningsinstellingen. Dat onderscheid is op een groot
aantal van die punten intussen verdwenen. De metho
diek die J.A.C.'s volgden, is inmiddels bij veel
hulpverleningsinstellingen gemeengoed geworden. De
J.A.C.'s hebben wat dat betreft in het totaal van
de hulpverlening al een belangrijke rol gespeeld.
Op dit ogenblik blijkt dat de J.A.C.'s in de hulp
verlening nog steeds een belangrijke functie ver
vullen, ook naar de toekomst toe, en dat zij pro
beren nieuwe methodieken te vinden die tot verdere
drempelverlaging leiden en die de mensen meer gele
genheid geven hun problemen zélf aan te pakken. Dit
stimulerende, zoekende werk dat de J.A.C.'s doen
is op zichzelf naar mijn mening al iets waarvan
het enorm de moeite waard is het als mogelijkheid
in je eigen stad te hebben.
Dit soort overwegingen bijeen genomen, heeft
het college het vertrouwen dat het J.A.C. ook in
de toekomst als een erg belangrijk onderdeel van
het totaal van hulpverlening moet worden gezien,
hetgeen natuurlijk één van de redenen is waarom wij
naar een definitieve subsidiëring toe willen. Be
langrijk blijft daarbij dat het J.A.C. twee dingen
doet: in de commissie heb ik gezegd dat het J.A.C.
probeert op het terrein van de hulpverlening niet
alleen te dweilen maar ook de kraan te vinden en
die dicht te draaien. Vaak zie je dat individuele
hulpverlening de oorzaken niet echt wegneemt. Je
bent dan bezig met dweilen met de kraan open en dat
is niet zo erg efficiënt. Wat het J.A.C. probeert
is zowel het dweilen op een goede manier rond te
krijgën als de kraan te vinden en die dicht te