17 MEI 1979
550
onderzoek was de geringe deelname van de 18- tot
21-jarigen; daarnaast deed zich het probleem voor
van het anticiperen van de jeugdigen op toekomstige
woonwensen. Welnu, als ik de mij toegezonden vragen
bekijk, denk ik dat precies dezelfde klacht straks
opnieuw zal worden gehoord: er zal eigenlijk van
deze groep jeugdigen weer niets te zeggen zijn,
terwijl bij de behandeling van het beleidsplan
voor de een- en tweepersoonshuishoudens nog eens
is gezegd dat woningmarktonderzoek ook heel belang
rijk is voor de berekening van de toekomstige wo
ningbehoefte van de een- en tweepersoonshuishou
dens. Het woningmarktonderzoek is trouwens naar on
ze mening toch weer te veel gericht op het vaststel
len van de woonwensen. Er worden onvoldoende rela
ties gelegd met de planologische mogelijkheden en
de inkomens. Er worden vragen gesteld vanuit een
schaarstesituatieEr wordt uitdrukkelijk naar de
verhuisplannen gevraagd, maar het is ook van be
lang te weten hoe "hard" die verhuisplannen op een
gegeven ogenblik zijn. Ook is het de vraag hoe be
trouwbaar de gegevens over de inkomens zullen zijn.
In het algemeen meen ik te kunnen zeggen dat, ook
als dit onderzoek is afgerond, geen woningtekort
zal kunnen worden vastgesteld, terwijl wij juist
graag zouden willen weten wat de werkelijke behoef
te is en waar het tekort ligt. Het lijkt erop dat
men met dit onderzoek, te veel gericht op de woon
wensen, toch weer toewerkt naar wat eigenlijk al
bekend is: we zullen vermoedelijk straks weer wor
den geconfronteerd met een plan waarin staat dat
doorstroming
De heer TEN WOLDE: Mevrouw Muntjewerff wekt
de suggestie dat met de soort vraagstelling bij
het onderzoek ergens naartoe zou worden gewerkt. Ik
vind het wat vreemd dat zij al op voorhand de een-
en tweepersoonshuishoudens noemt. Ik neem aan dat
ze ook nog een andere categorie kent waar de
P.v.d.A. graag op voorhand naartoe werkt. Mij ver
bazen dergelijke beschuldigen uitermate en ik vind