551 17 MEI 1979 dat mevrouw Muntjewerff de hand ook in eigen boe zem moet steken. Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Ik denk dat we daarover wel komen te spreken als het onderzoek is afgerond. Als straks na verwerking van de vragenlijsten de woonwensen op tafel liggen, zal er vermoedelijk toch weer worden geconcludeerd dat doorstroming de oplossing van het vraagstuk zal moeten brengen. Dit alles brengt mij tot de vraag of de wet houder bereid is de opzet van het onderzoek toch nog eens in de commissie openbare werken aan de orde te stellen. Het voorgestelde besluit mag wat mij betreft worden genomen -- ik denk dat we daar niet onderuit kunnen maar het lijkt mij goed nog eens over de onderzoeksopzet op zichzelf te spreken, alsmede over eventuele mogelijkheden om via een begeleidingscommissie en/of het inschake len van nog wat deskundigheid de uitkomsten van het onderzoek te zijner tijd nauwkeurig te bewaken. De heer VAN ASSELDONK: Inderdaad is het voor stel niet in de commissie besproken. Ik zou willen zeggen: je doet het of je doet het niet, 100.000,is niet niks. Mevrouw Muntjewerff uit nu allerlei klachten over het onderzoek, maar ik vraag mij af wie wij als raadsleden zijn dat we dat soort dingen goed kunnen beoordelen. Ik neem aan dat degenen die het onderzoek zullen gaan ver richten, zullen trachten een les uit het verleden te trekken. Een en ander neemt echter niet weg dat wij nu worden overvallen met de vraag, of we het gehele onderzoek moeten laten doorgaan. Uit de woorden van mevrouw Muntjewerff krijg ik de indruk dat het antwoord er eigenlijk al is. Als het ant woord er inderdaad al is maar ik laat dat hele maal afhangen van de beantwoording van de kant van het college is het zonde 100.000,uit te trekken. Ik ben erg benieuwd naar de antwoorden van de wethouder; na de beantwoording zullen wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 551