557 17 MEI 1979 Ik kan mij voorstellen dat de heer Van Dun in ziet dat hij zelf de oorzaak van mijn "grapje" is geweest. Als hij mij gewoon antwoord geeft, is wat mij betreft het incident gesloten. Ik vraag om een werkelijk antwoord op de vragen die ik nu heb ge steld Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Ik vind dit een moeilijke discussie, omdat ik evenals de wethou der de problematiek van het enquêteren en het so ciografisch onderzoek niet beheers. De heer VAN ASSELDONK: Maar u trekt wel de zware conclusie dat u de uitkomst al meent te ken nen. U hebt 50 kans dat het in uw straatje is! Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Laat ik het zo zeggen: ik weet er misschien wel een beetje van af, maar ik kan niet zeggen dat ik de hele proble matiek beheers. Ook de wethouder weet er best wat van af en hij zegt toch dat hij de problematiek niet beheerst. Ik denk dat we wat dat betreft in hetzelfde schuitje zitten. Als de wethouder echter zegt dat hij zich over het verdere verloop van het onderzoek geen zorgen maakt, treden de verschillen aan het licht. Ik maak mij wel degelijk zorgen, namelijk over de verdere conclusies die straks te trekken zullen zijn uit de resultaten van dit on derzoek. Het onderzoek wordt gepresenteerd als een woningbehoefte-onderzoek dat de tekorten duidelijk zichtbaar zou moeten maken, maar wij hebben het ge voel dat het te veel een woonwensenonderzoek is. Ik zou dan ook toch graag zien dat de opzet van het onderzoek nog in de commissie openbare werken aan de orde komt. Het is natuurlijk niet mogelijk dat de opzet werkelijk ter discussie komt, want er kunnen geen vragen meer worden veranderd; wèl is het wellicht mogelijk bepaalde punten nader te pre ciseren, waarbij ik niet op voorhand afstand wil doen van het idee van de begeleidingscommissie. Het lijkt mij van belang de vraag te stellen welke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 557