17 MEI 1979 558 activiteiten wij op het gebied van de begeleiding kunnen ontplooien. Wethouder VAN DUN: Het incident met mevrouw Saelman is gesloten: zij bedoelde een grapje en ik nam haar ten onrechte serieus. Mijn excuses daar voor Zij heeft drie vragen gesteld. Op de vraag wanneer het onderzoek gereed is, antwoord ik: aan het eind van dit jaar. Op de vraag of het waar is dat het onderzoek al is begonnen, antwoord ik be vestigend. Ook heeft mevrouw Saelman gevraagd of het niet vreemd is dat wij op 31 mei over bouwlo- katies spreken en toch een onderzoek houden. Welnu, het is natuurlijk mogelijk eerst het onderzoek te laten plaatsvinden, vervolgens beleidsconclusies te trekken, deze daarna in een nota volkshuisves ting te formuleren en in de tussentijd alle bouw activiteiten stil leggen. Dat geldt niet alleen voor de bouwlokaties die op 31 mei aan de orde ko men, maar eveneens voor alle andere situaties in Breda, ook in de Haagse Beemden. Hier geldt: van tweeën één. Ik denk dat de resultaten van het on derzoek ten behoeve van de nota volkshuisvesting op een gegeven ogenblik ergens in de rit vallen en het lijkt mijook op basis van het programak koord, "straalonverantwoord" alle activiteiten stil te leggen totdat de resultaten van het on derzoek bekend zijn -- in september 1980 en daaruit beleidsconclusieszijn getrokken. Dit is de beantwoording van de vragen van mevrouw Saelman. Hoewel mevrouw Muntjewerff en ik het voorrecht hebben in hetzelfde schuitje te zitten, blijft voor mij overeind staan dat ik niet twijfel aan de onderzoeksopzet van een onafhankelijk gemeentelijk sociaal-wetenschappelijk bureau. Overigens meen ik dat er wellicht sprake is van enige verwarring: de sociografische dienst verricht het onderzoek, maar het trekken van beleidsconclusies is geen taak van de sociografische dienst. Het is de raad die be leidsconclusies zal trekken, nadat het college

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 558