17 MEI 1979
564
jaren heen ten aanzien van het hele renovatie- en
groot-onderhoudsgebeurenHet is onmogelijk op dit
punt een centraal beleid te blijven voeren als men
tegelijkertijd de zwaartepunten van het beleid in
de ervaringssfeer bij de lokale overheid legt. Zo
lang die lijn niet op een fatsoenlijke manier vei
lig is gesteld en zolang er in dit geheel niet voor
is gezorgd dat er niet meer wordt gecentraliseerd,
blijven er conflictsituaties als de onderhavige
bestaan, waarbij we dan "ad-hoc-erig" moeten optre
den met beleidsvoorstellen die financieel eigenlijk
niet gezond zijn. Ik ben een groot voorstander van
een verdergaande decentralisatie van het hele re
novatie- en groot-onderhoudsgebeuren. Het spijt
mij alleen dat er door de jaren heen nog geen bal
van terecht is gekomen. Ik heb zelfs tendensen
waargenomen waaruit zou kunnen blijken dat de cen
tralisatiegedachte steeds meer toeneemt. Ik houd
mijn hart vast voor wellicht komende maatregelen
in het kader van bijvoorbeeld contingentering van
renovaties en de 2h. %-regeling voor renovatie en
onderhoud -- men heeft daarover in de krant kunnen
lezen daarbij wordt er niet meer gepraat, maar
wordt 2h. van de kosten gewoon doorberekend. Ik
zou het op prijs stellen als de raad een geluid
zou kunnen laten horen en, mede ter ondersteuning
van het beleid van het college, bij de rijksover
heid zou bepleiten duidelijk meer verantwoordelijk
heid te leggen bij de lokale overheid, die met de
burgers in hun situatie te maken heeft, terwijl
bij degenen die het beleid metterdaad waar moeten
maken, frustratie optreedt. Daar heeft het alle
maal mee te maken en daarom zijn we sinds 1975 be
zig met harrewarren over interpretatieverschillen.
Er is gevraagd een termijn te noemen. Terecht
heeft de heer Van Asseldonk van een sympathiek
voorstel gesproken: ons standpunt is "als het lang
duurt, doen we het zelf wel", maar ik hoop dat ik
in deze openbare vergadering toch tot voorzichtig
heid ten aanzien van termijnen mag manen. Men stel
le zich voor dat het college of de raad de