7 JUNI 1979 581 anderzijds een aanzet vormen om te komen tot invul ling van de Bredase binnenstad. Ik betreur het dat wij ondanks alle goede afspraken geen eensgezind heid bereiken bij de oplossingen van deze vraag stukken. Met name over twee hoofdzaken lopen de me ningen ver uiteen. Voordat ik aan de inhoud van de preadviezen toekom, wil ik hier eerst op ingaan. Enerzijds ligt er een duidelijk verschil in opvatting met betrekking tot het sociale-woning- bouwprogramma en anderzijds met betrekking tot de aanwending van de financiële middelen wanneer er nog meer sociale woningbouw zou moeten komen. Laat er geen misverstand over bestaan: het C.D.A. gaat de woningbouw zeer ter harte; wij willen er alles aan doen om te voorzien in de bestaande behoefte aan woningen. Het is daarom op zijn minst onzorg vuldig wanneer de P.v.d.A.-wethouders in hun standpuntbepaling, sprekend over toetsingsgronden met betrekking tot de woningdifferentiatie in het programakkoord, alleen die zaken vermelden die in hun kraam te pas komen. Willen zij de volledige afspraken ten aanzien van de toetsingsnormen weer geven, dan dienen zij daar ook bij te betrekken dat volgens het programakkoord een nota volkshuisves ting zal worden opgesteld waarin op basis van een nieuw te houden woningbehoefte-onderzoek zal wor den aangegeven welke soort woningen, waar, wanneer en in welke hoeveelheid zullen worden gebouwd. Wat ons te doen staat vooreerst is: bouwen bij het leven, binnen financieel verantwoorde kaders. Het is niet de eerste keer dat ik deze slogan ge bruik. We liggen enkele duizenden woningen achter in een gedifferentieerd bouwprogramma. Ieder uit stel is onverantwoordelijk en het zal onze taak en plicht zijn, wanneer mocht blijken uit de uitslag van het woningbehoefte-onderzoek dat bijgestuurd zal moeten worden, dit ook met voortvarendheid te doen De heer CRUL: De heer Eissens heeft nu twee keer het woningbehoefte-onderzoek genoemd. Ik vraag

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 581