628
7 JUNI 1979
moeten beraden over de mogelijkheden tot verbete
ring.
Het getal van 5.000 woningzoekenden is voor
ons nog nooit goed ontleed. Ik doel hiermede op de
volgorde en de prioriteit van de urgentie. Hoe
staat het hiermee? Ik meen dat een dergelijke be
nadering de druk die op de woningbehoefte staat,
in een enigszins ander daglicht ten aanzien van de
woningbouwcapaciteit zou kunnen plaatsen. Hoe is
de heer Eissens heeft deze vraag ook al gesteld
de verdeling over de leeftijdscategorieën?
Ons wordt daarnaast verweten dat we te veel
in de doorstroming zouden geloven. Welke uitleg
moeten we dan geven aan de in het kader van het
stadsgewestelijk woningmarktonderzoek gemaakte op
merking dat gemiddeld 34% van de huurders van wo
ningwetwoningen van plan is binnen afzienbare tijd
te verhuizen naar betere en ruimere woningen? Door
over gegevens ten aanzien van de effecten te be
schikken zouden we wel eens een heel ander beeld
kunnen krijgen dan wat we nu voorgeschoteld krij
gen. In een rapport wordt 55% genoemd en enige an
dere niet-politiek bevriende clubs gaan....
De heer GARRITSEN: Als de heer Ten Wolde het
stadsgewestelijk woningmarktonderzoek goed heeft
bestudeerd, zal hij weten op grond van welke argu
menten de mensen uit de huurwoningen naar koopwo
ningen wilden. Die moet hij dan ook noemen!
De heer TEN WOLDE: Die noem ik ook. Ik heb
gezegd: naar betere en ruimere woningen.
De heer GARRITSEN: Ik bedoel de redenen waar
om men de huurwoningen wil verlaten.
De heer TEN WOLDE: Omdat die zo slecht zijn!
De heer GARRITSEN: Nee, woningwetwoningen
zijn vooral de woningen die slecht onderhouden
zijn. Veelal wonen de mensen in flats en als ze
naar andere woningen willen, zijn ze vaak aangewe
zen op koopwoningen, omdat die als enige aan hun