632 7 JUNI 1979 zijn voor 5.000 eenheden en ik heb daarbij zelfs nog enigszins overdreven. Ik heb gezegd waaraan naar mijn mening prioriteit moet worden gegeven en ik ben daarmee ingegaan op een bestuurlijk punt waarvoor je in alle ordentelijkheid aandacht mag vragen. Ik ontken niet dat er woningnood is; ik zoek openingen, onder meer op het gebied van de doorstroming. Voorkomen moet worden dat de gemeen te in de toekomst wordt geconfronteerd met de moeilijke financiële vertaalbaarheid van dit soort gigantische projecten en je moet dan ook mede langs een andere weg te werk gaan: gezien het feit dat er bereidheid tot het verwerven van eigen-wo- ningbezit is, moet je ook aan die kant openingen zoeken. Ik wil daarover discussiëren. Ik neem he lemaal niet het standpunt in dat het zo moet, want wat er moet horen we al te vaak van de kant van de P.v.d.A. De heer HENDRIKSEN: Ik constateer dat de V.V.D. wel de woningnood erkent, maar aan de ande re kant de oplossing zoekt in het bouwen van koop woningen. De heer TEN WOLDE: U moet even luisteren. Ik zeg alleen maar: dat is ook een middel om meer ruimte te scheppen. In het vervolg van mijn betoog komt nog aan de orde dat de nu geplande percenta ges een eerste en goede aanzet vormen, op voor waarde dat de betrokken woningen op korte termijn zullen worden gebouwd. De mogelijkheid om de men sen desgewenst een eigen woning te laten verwerven moet je niet afsnijden. Het financieringsbeleid van de overheid zal op die mogelijkheid moeten worden gericht, met behulp van een apart fonds en speciale bepalingen. Ook de gemeente moet aan dit aspect aandacht besteden, teneinde de druk op de vrijkomende woningen kleiner te maken en meer hui zen beschikbaar te krijgen voor de behoefte die er stellig is. Over woningnoodsituaties, over slechte woonsituaties en over jongeren in belabberde huis vestingsomstandigheden wil ik gewoon helemaal niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 632