636 7 JUNI 1979 neerkomt op een zeer aantrekkelijke landelijk woonklimaat. De raadsleden worden nog steeds met twee denkbeelden vanuit het college opgescheept. De heer Crul moet niet de conclusie trekken dat wij te veel de verantwoordelijkheid bij het dagelijks bestuur van deze stad leggen. Ik vind dat wij als raadsleden in alle redelijkheid in de gelegenheid moeten kunnen worden gesteld om onderbouwde voor stellen te toetsen. We willen ze ook nog wel eens een keer amenderen, maar ik vind niet dat wij het bos moeten worden ingestuurd, met allerlei gedach ten de oude voorrangsituatie, de 55% uit de nota zonder dat we het beeld dat daarna voor ons volgt kunnen zien. Ik kom tot een korte voorstelsgewijze behan deling, waarbij ik allereerst enkele opmerkingen wil maken over het grondbedrijf B. Op het gebied van de toerekeningsmethodieken en de rentebeschrij ving doen zich stijgingen voor. In dit verband ik noem de sanering van oude complexen en de tekorten bij bestaande exploitatie moet de vraag worden gesteld hoe bepaalde ontwikkelingen in de toekomst kunnen worden voorkomen. Wij zijn immers tegelijkertijd van mening gisteren is het nog in de commissie voor ruimtelijke ordening gebleken dat het gemeentebestuur ten aanzien van ruimte in de binnenstad die op het ogenblik nog vrij is een actief aankoopbeleid moet voeren, teneinde over redelijke vrijheden op het gebied van de in vulling van die vrije ruimte te beschikken. Aange zien de planprocedure vrij lang zal zijn, zal ge durende een aantal jaren rentebijschrijving op de projecten plaatsvinden, hetgeen kan leiden tot een startpositie met hogere grondkosten. Ik zou de wethouder willen vragen hoe hij dat actieve aan koopbeleid in de toekomst ziet, tegen de achter grond van de ontwikkelingen op het gebied van de rentebijschrijving. Ik ben van mening dat we bij de rentebijschrijvingsmethodiek op bepaalde punten fouten hebben gemaakt en dat we moeten proberen zo

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 636