654 11 JUNI 1979 Aan de orde is: de gehele agenda, waarvoor wordt verwezen naar het verslag van de vergadering van 7 juni 1979. Wethouder VAN DUN: Wij zullen vanmiddag over het bepaald niet onbelangrijkste punt gaan praten, waaraan een veelheid van besloten en informatieve, maar ook openbare commissievergaderingen is vooraf gegaan. In de raadsvergadering van afgelopen don derdag kon de discussie slechts in eerste termijn van de kant van de raad worden gevoerd. Ondanks het feit dat het probleem waarover wij praten, na melijk de binnenstad van Breda, zo ontzettend be langrijk is, kost het moeite gevitaliseerd te wor den, omdat ik toen ik te 17.00 ter vergadering kwam helaas moest ontdekken dat we niet alleen moesten wachten met het openen van de vergadering, maar dat bovendien mensen niet aanwezig zijn die in eerste termijn vragen aan het college hebben ge steld, öök aan deze wethouder, en zijn beleid in twijfel hebben getrokken. Ik mag daarop nu antwoor den, maar het is voor mij de vraag hoe dat zal over komen bij degenen die niet aanwezig zijn. Ik vraag mij daarom af welke de zin zal zijn van een lange beantwoording mijnerzijds en ik hoop dan ook dat u mijmede in verband met de tijdzal toestaan dat ik mij zal beperken tot hoofdpunten en het trekken van een aantal conclusies. Het zou mij liever zijn geweest als ik had kunnen spreken namens het college van burgemeester en wethouders. Ik zie het nu, eerlijk gezegd he laas, als mijn plicht enerzijds namens de meerder heid en anderzijds namens de minderheid te praten en ik hoop dat de minderheid van het college, die overigens niet voltallig aanwezig is, mij zal toe staan dat erg kort te doen. Ik meen dat het de raad bekend is dat het college van burgemeester en wet houders over de voorstellen ter zake van de binnen stad een verschillend standpunt inneemt ik zal daar dadelijk nog wat uitgebreider op terugkomen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 654