660 11 JUNI 1979 opbouwen zoals ik dat zelf wil. Afgelopen donder dag gunde ik hem daartoe ook het recht. De heer CRUL: U hebt de behoefte centraal ge steld; u bent daarmee begonnen. U moet dan ook die behoefte vanuit het verleden belichten, al wil ik overigens niet beweren dat wat u vermeldde niet leuk was om te horen. In de fractie heb ik al voorspeld dat dit één dezer dagen wel naar voren zou komen. Wethouder VAN DUN: Hoe wist u dat nu toch? De heer CRUL: Dat kon ik wel zo'n beetje aan voelen. De ernst van de situatie laat echter eigen lijk niet toe dat dat soort vregelijkingen worden getrokken, wanneer je niet in zekere zin uitgaat van de behoefte vanaf de oorlog tot dit moment. Als u daartoe niet bereid bent, wordt de discussie niet op een juiste wijze gevoerd. Wethouder VAN DUN: Wanneer de raadsleden gaan uitmaken hoe ik mijn betoog moet opbouwen lust ik er nog wel een paar! Ik geloof dat de heer Crul rustig moet wachten tot ik ben uitgesproken. Mis schien zal hij dan constateren dat voor wat betreft het beroep dat hij op het college en op de raad heeft gedaan bij ons precies hetzelfde wordt ge dacht, al pakt het bij ons anders uit. Ik meen dat ik de vrijheid heb om met betrekking tot het veran derlijke dat ook in de binnenstad speelt een aan tal voorbeelden te noemen. Het is helemaal niet mijn bedoeling om leuk te zijn, maar ik wil daar mee alleen aangeven dat wij voorzichtig moeten zijn met het doen van allerlei expliciete uitspra ken, omdat over tien jaar de situatie geheel an ders kan zijn; een andere bedoeling heb ik niet. Wanneer bij de heer Crul de indruk is gewekt dat ik het probleem waarop hij doelt, namelijk de zorg voor de volkshuisvesting overigens praten wij nu met name over de vier binnenstadsvoorstellen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 660