11 JUNI 1979 661 probeer te relativeren, kan ik hem zeggen dat dat geenszins mijn bedoeling is. De heer Crul heeft mij ook gebracht tot de vraag in welke sfeer wij op dit moment over de vier binnenstadsvoorstellen tegen elkaar praten. Ik moet u eerlijk zeggen dat naar mijn strikt persoon lijke indruk de sfeer waarin we op dit moment de zaken met elkaar behandelen ons nogal van buitenaf is opgelegd. Wij zijn mijns inziens terecht geko men in een sfeer waarin nauwelijks sprake kan zijn van een rationele benadering. De emoties laaien op en er komen brieven bij de raad en bij het college binnen waarin sprake is van een vraag naar sociale woningbouw, variërend van 30 tot 100 en er vinden optochten in de stad plaatsmet of zonder wethou ders. Hopelijk zal men het mij niet euvel duiden dat ik de berichtgeving in de krant ik zeg dat met name in de richting van de verantwoordelijke redacteur van de rubriek Breda Onderdak beneden alle peil vind, omdat die redacteur overigens geldt dat voor De Stem in het algemeen naast alle publicaties die men rond de voorstellen heeft verkregen tot op dit moment het college nog niet heeft gevraagd om commentaar op de thans voorlig gende vier preadviezen. Wij hebben wêl aangeboden commentaar te leveren, maar men heeft dit geweigerd. Vervolgens heeft de redacteur op wie ik doel ge vraagd naar nadere correspondentie met de staatsse cretaris, die hij echter niet heeft gepubliceerd. Voorts vond men de vorige week in dezelfde rubriek bepaalde citaten uit artikelen in het blad Bouw, maar men presteerde het zo onzorgvuldig te citeren dat er alleen een grappig item uit werd gehaald, waardoor deze wethouder werd bestempeld tot laar zenknecht van het kapitaal. Ik vind ook een derge lijke berichtgeving sfeerbepalend, zo niet sfeer verpestend, en in ieder geval valt zij niet te conformeren met een stukje journalistieke ethiek Waarvan ik de aanwezigheid bij journalisten^toch wel meen te mogen veronderstellen. Ik maak u mijn excuses voor het feit dat ik dit in een openbare

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 661