11 JUNI 1979
667
Wethouder VAN DUN: Het zal de raad genoegen
doen als ik hem breedvoerig informeer over de bij
zonder gezellige discussie-avond die wij samen in
Bergen op Zoom mochten bijwonen, maar ook de heer
Oomen moet dan wel goed citeren wat daar is gezegd.
Wij hebben alleen gezegd ik denk ook niet dat
de heer Oomen daarover met mij van mening verschilt
dat met de huidige wettelijke maatregelen de
doorstroming geen effect heeft. De heer Eissens
heeft geopteerd voor nadere maatregelen van de zij
de van de gemeentewaartoe door de gemeenteraad
kan worden besloten. Ik ben van mening dat het min
stens de moeite waard is dat te proberen, waarbij
ik tevens vermeld, dat eerder genomen maatregelen
van de kant van de Bredase gemeenteraad, als het
verdubbelen van de premie, niets hebben uitgehaald.
Voor wat betreft de invoering van de Woonruim-
tewet-1947 wijs ik op het gestelde in de voort
gangsnota inzake het sociaal plan over een nadere
studie met betrekking tot de invoering van genoem
de wet, met name voor de binnenstad. Ik vind dat
die studie in het kader van de discussie van afge
lopen donderdag en vanavond een bepaalde zwaarte
moet krijgen, maar ik kan nu niet toezeggen dat het
resultaat van deze studie in september op tafel
zal liggen. Op de vraag waarom die notitie in april
niet is gekomen meen ik te kunnen zeggen dat de
raad en zeker de commissie ruimschoots zijn geïn
formeerd. Men weet dat op dat moment gesteggel op
rijksniveau plaatsvond inzake een extra commissie
vergadering vanuit de Tweede Kamer, waarbij een no
titie aan de orde was van de heren Beelaerts van
Blokland en Brokx over de invoering van èên woon-
ruimtewet, al of niet die van 1947. Wij hebben ge
meend dat wij in Breda minstens nota moesten nemen
van nieuwe tendensen die zich op rijksniveau gaan
voordoen. Inmiddels hebben wij de notulen van die
vergadering ik weet niet of de leden van de com
missie die ook hebben en gelet daarop meen ik
dat wij toch onze eigen weg moeten gaan. Op rede
lijk korte termijn zal de raad daarover een notitie