670
11 JUNI 1979
die voor het eind van de maand het college zal be
reiken en waarin de totale parkeerproblematiek aan
de orde komt, derhalve de parkeergarages, het ge
bruik ervan, de tarifering et cetera en de kwesties
van de parkeerwachters, de parkeermetershet par-
keeroverlegorgaan en het parkeervergunningenstel-
sel.
Over het programakkoord en de discussie daar
omtrent met de heer Crul meen ik vrij kort te mo
gen zijn, want ik heb mijn persoonlijke stelling-
name aan het begin van mijn verhaal al ingebracht.
Op zijn uitdaging "in de nood leert men zijn vrien
den kennen" kom ik aan het eind van mijn betoog nog
terug.
Mevrouw Muntjewerff heeft een centrale vraag
gesteld waarop ik nog wat dieper wil ingaan. Ik
meen te begrijpen dat zij zich afvraagt welk in
feite nog het effect van het woningmarktonderzoek
is. Nogmaals wil ik zeggen dat het woningmarkton
derzoek eind dit jaar klaar zal zijn en dat op
1 september 1980 de nota zal kunnen worden bespro
ken. Wat kunnen wij daarmee dan nog doen met be
trekking tot de binnenstad en de Haagse Beemden
wanneer wij de onderhavige besluiten nemen? Ik ge
loof dat wij daarover vrij duidelijk tegen elkaar
moeten zijn. Naar mijn mening speelt hierbij een
aantal factoren. Wij zullen ervoor zorgen dat op
1 september 1980 de nota bij de raad op tafel ligt,
maar het is voorts de vraag in welk tempo de raad
in staat en bereid is daaruit beleidsconclusies te
trekken in het kader van een besluitvormingsproces
in de raad. Ik heb mij met het oog daarop voorge
nomen ten aanzien van de nota met alle paragrafen
en hoofdstukken een indeling te maken en deze naar
de leden van de commissie openbare werken te stu
ren, opdat men zich erin kan inleven. Vervolgens
wil ik de commissie openbare werken in kennis stel
len van alle verslagen van de begeleidingscommissie
inzake de nota volkshuisvesting die op de markt
komen. Het proces kan dan worden gevolgd en het
geen op 1 september aan de raad wordt voorgelegd