11 JUNI 1979
671
zal geen verrassing zijn. In de eerste plaats is
uiteraard van belang de vraag hoe snel de raad in
staat zal zijn hieraan besluitvormingsprocessen te
verbinden. Vervolgens kan worden gesteld dat wan
neer vandaag de vier preadviezen worden aanvaard
een aanzienlijk stuk van de binnenstad van Breda
vast ligt. In de derde plaats moeten wij ons om
trent de Haagse Beemden geen illusies maken. De
eerste fase van de Haagse Beemden de heer Gar-
ritsen vroeg er al naar ligt duidelijk vast in
het kader van de continuïteit van de woningbouw en
ik denk dat wij eind 1980 al een goed eind op weg
zijn met het vastleggen van het programma van eisen
voor de tweede fase van de Haagse Beemden; wij moe
ten daaromtrent geen enkele illusie laten bestaan.
Mijns inziens gaat het hierbij om kiezen of delen.
Het bouwen in het algemeen kan wel worden vertraagd
maar dat is niet de opdracht die dit college heeft
gekregen. De bouw in de Haagse Beemden moet met
kracht worden voortgezet en wij doen dat ook dage
lijks. Het is daarom de vraag waar dan wel iets
kan gebeuren en in dat verband moeten wij ons rea
liseren dat er behalve de binnenstad en de Haagse
Beemden nog een overig Breda is, op het spannings
veld tussen het bestaande Breda en de binnenstad.
Ik durf daarbij dan gerust het Van Coothplein, de
Sluissingel, afgezien van het gedeelte waarover
vandaag een besluit wordt genomen, en de tachtig
braakliggende terreinen die in de stad Breda nog
aanwezig zijn, te noemen. Laten wij deze zaken maar
in competitie durven te brengen. De discussie gaat
vandaag over een kwantiteit waarvan ik niet onder
de indruk ben; ik wil u dat eerlijk zeggen. Wan
neer de uitkomsten van het woningmarktonderzoek uit
wijzen dat 30 of 38 te gering is, zullen er mijns
inziens in het bestaande Breda nog invulmogelijk-
heden zijn.
De heer VAN DE STEENOVEN: Kan de wethouder
het totale aantal woningen schatten dat op die ove
rige terreinen eventueel kan worden gerealiseerd?