678
11 JUNI 1979
de zaak in; dat vertikt u iedere keer!
Wethouder VAN DUN: Ik heb niet gezegd dat het
mij schort aan beleidsvisie en ondergrond. Kenne
lijk mag ik die opmerking van de heer Garritsen
vergeten en met hem gaan praten over inhoudelijke
zaken, waarvoor evenwel het fundament is gelegd
aan het begin van mijn verhaal toen hij niet aanwe
zig kon zijn.
Laten we er maar geen doekjes om winden dat
in het tumult en de discussie rond deze vier bin-
nenstadsvoorstellenwaarvan het vierde een belang
rijke financiële implicatie bevat, de hele volks-
huisvestingsproblematiek centraal is komen te
staan. Ik heb geprobeerd waarschijnlijk lukt
mij dat niet u te overtuigen van het feit dat
er geen sprake van is dat de meerderheid van het
college een minimalistische positie inneemt. Er
hebben discussies binnen het college plaatsgevon
den, waarbij wij fundamenteel van mening verschil
den. De meerderheid van het college heeft vanuit
een eerlijke behoefte deze vier voorstellen aan u
voorgelegd en ik geloof dat wij het programakkoord
hebben beleefd. Ons streven blijft er voorzover
dat mogelijk is en met de instrumenten waarover
wij beschikken op gericht het volkshuisvestings-
vraagstuk aan te pakken, maar dan wel met reali
teitsbesef. Ook in het kader van deze vier voor
stellen en het financiële kader zullen wij zoeken
naar mogelijkheden voor het leggen van nog meer
accenten. Ik sprak al over Van Dam-eenheden waar
mee wij tot op de dag van vandaag bezig zijn. Ik
leg een stuk goede trouw op tafel en ik doe dat
niet vanuit een polariserende gedachte, waarbij
het C.D.A. en de V.V.D. aan de ene kant staan en
de P.v.d.A. aan de andere kant. Ik denk dat de
bevolking van Breda die in huisvestingsnood zit
het meest is geholpen met een eensgezinde raad, die
besluiten neemt, op weg naar een oplossing van het
probleem, en die bereid is bij te sturen op basis
van gebleken behoefte. Ik doe een beroep op de