11 JUNI 1979
679
Partij van de Arbeid om toch eens goed na te denken,
teneinde samen met ons op één lijn te komen die
wij reëel vinden. Voor wat betreft de amendementen
en de moties die zijn ingediend en die een beetje
langs het probleem heen lopen, er eigenlijk alleen
aan ruiken, hebben wij in het college gezegd dat
het niet zinvol is daarover te praten, omdat het
gaat om de principiële problematiek. Ik kan u ver
tellen dat de meerderheid van het college alle mo
ties en amendementen afwijst, terwijl zij door de
minderheid van het college worden gesteund.
Ik wil tenslotte nog een persoonlijke opmer
king in de richting van de heer Crul maken. Hij
heeft gezegd dat men in de nood zijn vrienden leert
kennen. Ik maak van de nood geen deugd, maar ik
ben wel u zult mij dat niet euvel duiden te
rade gegaan bij iemand die iets over vrienden heeft
gezegd. Ik wil het volgende van hem citeren: "Je
hebt iemand nodig, stil en oprecht, die, als het
erop aankomt voor je bidt of voor je vecht. Pas als
je iemand hebt die met je lacht, maar ook met je
grient, dan pas kun je zeggen: ik heb een vriend."
Wethouder BROEDERS: In de eerste plaats wil ik
zeggen dat ik er blij om ben dat wij de vorige
week niet tot in de late uren zijn doorgegaan. Ik
heb daarvoor onder meer een persoonlijke reden. Ik
was toen namelijk erg gespannen, doordat ik de dis
cussies in de raad met name op het financiële vlak
had gevolgd en verschillende raadsleden, die mij
kennen, weten welke gevolgen dat had kunnen hebben;
ik zal die nu proberen te voorkomen. De heer Crul
keek op een gegeven moment enigszins terug. Ik kan
mij herinneren dat nog niet zo lang geleden ik
weet niet meer of dat bij de laatste begrotingsbe
handeling of bij de bepaling van de budgettaire ca
paciteit gebeurde in de richting van het colle
ge werd gezegd dat de financiële positie van Breda
niet zo goed was en dat wij zelfs kunstgrepen toe
pasten om wat ruimte te creëren. De heer Crul heeft
opgemerkt dat de wethouder van financiën stelde