682
11 JUNI 1979
concrete voorbeelden bij de hand, vind ik het wat
voorbarig en zelfs een beetje onjuist hierbij nu
te uitvoerig stil te staan. De integrale financi
ële behandeling, waarbij alle wensen, mogelijkhe
den en moeilijkheden van Breda aan de orde komen,
is mijns inziens het moment om daarover te spreken;
ook de heer Van de Steenoven heeft gepleit voor
een integrale financiële behandeling. Wel hebben
wij altijd de mogelijkheid bij de hand om de onroe-
rend-goedbelasting voor de burgers en het bedrijfs
leven te verhogen en nu ongezien risico's te nemen.
Ik heb de raad daarvan nooit onkundig gelaten,
maar mijns inziens moeten wij bij het hanteren van
dergelijke oplossingen voorzichtigheid betrachten.
Naar mijn mening is het mede een taak voor de wet
houder van financiën in de richting van college
en raad te signaleren hoe de financiële situatie
is.
Ik wil vervolgens ingaan op de cijfers die
worden gehanteerd, op de sanering van het grondbe
drijf en op het selectief bij elkaar zetten van de
cijfers. Het is mij opgevallen dat de cijfers in
totaliteit niet zijn bestreden, zodat ik ervan
meen te kunnen uitgaan dat men die cijfers onder
schrijft. Dit betekent dat het nu gaat om de vraag
of wij het gat dat er is moeten dempen en niet
groter moeten laten worden door rentebijschrijvin
gen et cetera en beheerskosten, of wij nu schoon
schip moeten maken, öf een stuk van het gat moeten
laten bestaan met de gedachte: morgen zien wij wel
weer; ik kom dadelijk nog nader terug op hetgeen
als dekkingsplan wordt voorgesteld. Ik meen dat de
laatste opstelling onjuist en ook onverantwoord
is. De sanering van het grondbedrijf B is als nood
zakelijkheid al aangekondigd bij de begrotingsbe
handeling van 1976 en daarbij hebben wij een indi
catie gegeven van het bedrag dat daarmee zou zijn
gemoeid. Waarom is de sanering van het grondbedrijf
B nodig en waaruit bestaat die? Ik wil in dit ver
band vermelden dat het grondbedrijf A de uitleg
van de stad betreft en dat grondbedrijf B