11 JUNI 1979
687
geoordeeld voor zaken die wij gezamenlijk willen
nastreven is mogelijk. Ik meen dat het voorstel dat
voor ons ligt daarvan ook getuigt.
De VOORZITTER: De heer Welschen heeft mij de
wens te kennen gegeven ook nog iets te mogen zeg
gen. Hij zal na mevrouw Paulussen de raad nog wat
mededelingen doen naar aanleiding van vragen welke
hem en mevrouw Paulussen zijn gesteld.
Wethouder PAULUSSEN: Ik heb begrepen dat van
mij nog een antwoord wordt verwacht met betrekking
tot het sociaal plan. Ik maak u nog mijn excuses
voor het feit dat ik wat laat was, maar een verga
dering, voorafgaande aan deze, liep wat uit.
Het is niet mijn bedoeling op dit moment uit
voerig op het sociaal plan in te gaan, omdat enke
le zeer concrete dingen, niet alleen ten aanzien
van dit plan maar ook met betrekking tot alle ande
re plannen, zijn blijven liggen. Wij zijn op dit
moment heel intensief bezig met discussies over de
grote politieke lijn. Ik wil echter wel enkele op
merkingen over het sociaal plan maken, dit dan met
name belicht vanuit ons minderheidsstandpunt, want
hoewel wij ten aanzien van het sociaal plan geen
minderheidsstandpunt hebben ingenomen, hebben wij
daarbij wel een aantal kritische kanttekeningen ge
plaatst. In het college hebben wij gesteld ook
door verschillende raadsleden is dat in de raad ge
zegd dat het sociaal plan-stadsvernieuwing uit
gangspunt had moeten zijn bij het beoordelen van
de andere plannen en onzes inziens is dat te wei
nig gebeurd. Voor wat betreft de voortzetting van
de werkzaamheden in het kader van het sociaal plan
zal moeten worden gekozen voor een goede wijze van
inschakelen van de bewoners. Er zal, met andere
woorden, voor een organisatievorm moeten worden ge
kozen, waarbij de bewoners kunnen meebeslissen en
wij spreken daarbij van "projectaanpak". Deze twee
punten zijn in de amendementen van de Partij van
de Arbeid-fractiewaar de heer Welschen en ik