11 JUNI 1979 693 De heer TEN WOLDE: Ik zal graag van de heer Welschen horen op welke punten de beleidsbeperken- de invloed minder hard is, want daarom gaat het eigenlijk Wethouder WELSCHEN: Ik zal daarop dadelijk in gaan. Nogmaals wil ik verklaren dat ook wij erken nen dat er beperkingen aanwezig zijn wij zijn voor wat dat betreft van gelijke feiten uitgegaan maar het blijft voor ons de vraag hoe zwaar die beperkingen zijn. Met name geldt voor ons de vraag in hoeverre de gemeente er zelf toe bereid is iets aan die zaken te doen. Het is bekend dat wij in het college hebben gesproken over een bij stelling van het aantal woningwetwoningen en men weet dat ook de kleinere wijzigingen zoals mevrouw Paulussen en ik die hebben ingebracht het niet heb ben gehaald. Van mijn collega's hebt u gehoord op welke wijze de discussie is verlopen en hoe de voorstellen zijn ingebracht. Toen ook de kleinere en goedkopere wijzigingen welke mevrouw Paulussen en ik inbrachten in de discussie niet tot een voor ons positief resultaat leidden, moesten wij beslui ten voor ons was dat zeker niet prettig tot een minderheidsstandpunt. De heer Ten Wolde heeft eveneens enige vragen in onze richting gesteld. In de eerste plaats vroeg hij of de vertraging die in feite in het min derheidsstandpunt zit ingebakken wel aanvaardbaar is en vervolgens lag zijn hardste vraag op het punt van de financiënWat de heer Ten Wolde heeft gevraagd met betrekking tot die vertraging moet hij hebben kunnen lezen in ons minderheidsstand punt waar het gaat om het benaderen van de rijks overheid. Ik wil daarover alleen nog zeggen dat wanneer in het college de plannen hadden geleid tot een zekere bijstelling van het percentage wo ningwetwoningen dan vanzelfsprekend een verder con tact met het rijk nodig zou zijn geweest. Wij heb ben dat punt neergelegd, omdat er andere plannen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 693