11 JUNI 1979
701
van Breda te zijn ofwel niet te zien wat er in Bre
da sinds 1945 ook op dit gebied is gedaan. Dit
geldt temeer als men rekening houdt met de omstan
digheden waaronder het moest gebeuren. In de com
missie maatschappelijke dienstverlening werd ik al
geconfronteerd met een spanningsveld ten opzichte
van de wethouder, die mijns inziens een college
standpunt moet verdedigen en die toch probeerde
ik heb daar geen moeite mee, maar de situatie wordt
er wel moeilijker door te zeggen wat zij wilde;
dat laatste heb ik tot nu toe nog niet gehoord. Ik
heb het nu over het sociaal plan. Dat is een voort
gang, een proces en daarin kan nooit ongestraft
worden ingegrepen. Natuurlijk heeft men de heer
Van Dun verkeerd begrepen, maar misschien komt dat
wel doordat de heer Van Dun de naam van de wethou
der en zijn partij heeft genoemd. Dit heeft er
echter niets mee te maken, want het sociaal plan
is een voortgang op basis van een stukje geschiede
nis, toen men nog niet wist wat men ook nu nog
niet weet.
Ik heb geprobeerd aan de hand van de versla
gen en van de resultaten van de inspraak eens op
een rijtje te zetten hoeveel mensen hierbij betrok
ken zijn geweest. Schrikt u daar niet van, want
het zijn er duizenden. Dit is nog maar een voor
zichtige schatting. In het plan ligt besloten dat
er, vermits men op tijd wil meedoen, nog meer men
sen bij betrokken gaan worden. Men loopt nu op de
ontwikkelingen vooruit omdat men denkt dat toch
niet gebeurt wat in het plan staat, maar het moet
mij van het hart dat men dan mijns inziens het ver
trouwen, dat men in zichzelf niet heeft, in anderen
zoekt.
De heer Hendriksen heeft mij ergens toch wel
gelukkig gemaakt. Hij noemt het sociaal plan mager
maar niet verwerpelijk. Hij spreekt niet van "mit
sen"; hij heeft alleen enkele aanvullende opmer
kingen gemaakt en hij heeft van de wethouder een
duidelijk antwoord gekregen.
Over twee punten zou ik vanavond wel graag