11 JUNI 1979
709
en dat is ook zo gebeurd dat die collegeleden
namens hun fracties in het college opereren, dat
zij daar het gevoelen inbrengen dat in hun frac
ties over bepaalde zaken leeft. In wezen betekent
dat dat het handelen van het college in dezen fei
telijk van begin tot einde is gebaseerd op de situ
atie, zoals die zich in de raad zal voordoen. Ik
zie geen ander opereren van onze mensen.
Aan de hand van het verhaal van de heer Van
Dun is het ons duidelijk geworden waar het in we
zen om gaat. Hij heeft gezegd dat er in de discus
sies niet meer is gesproken over het leggen van een
extra druk op de centrale overheid. In wezen bete
kent dit dat hij met zijn handen omhoog in het
college heeft gesproken en heeft gezegd "ik zie
geen mogelijkheden meer, dus laat het maar zoals
het is". Dat is mijns inziens kiezen voor de weg
van de minste weerstand. De heer Van Dun zegt na
mens de meerderheid van het college dat hij kiest
voor het invullen van de open plekken in de bin
nenstad, voor het oplossen van de woningnood voor
een bepaalde groep van de bevolking van Breda. Dat
is een groep van de bevolking die zich andere wo
ningen dan woningwetbouw kan veroorloven. Dat is
duidelijk uit het betoog van wethouder Van Dun
naar voren gekomen, temeer waar hij zegt dat wij,
als wij al tot een besluit in de richting van meer
woningwetbouw zouden komen, weer in moeilijkheden
komen wat de complementaire voorzieningen betreft;
alsof die aanvullende voorzieningen voor de inrich
ting die hij voorstelt anders zouden zijn dan wan
neer in het plan meer woningwetwoningen worden op
genomen! Niemand behoeft er na het voorgaande meer
aan te twijfelen waar de wethouder naartoe wil: hij
heeft gekozen voor een inrichting van de binnenstad
ten behoeve van een bepaalde groep burgers van Bre
da. Dat is op tafel gekomen en daar moet iedereen
dan maar het zijne van denken.
Omdat de heer Van Dun in het verleden is gaan
wroeten, zou ik nog in de richting van de heer Van
Dongen en de meerderheid van het college willen