710
11 JUNI 1979
opmerken dat er in het algemeen sinds de oorlog op
het gebied van de volkshuisvesting praktisch van
een falend beleid kan worden gesproken; daar kan
niemand zich van distantiëren. Als wij zolang na
de oorlog nog met dergelijke noodsituaties zitten,
kan niemand zeggen dat hij een goed beleid heeft
gevoerd. Er is echter altijd nog een mogelijkheid
en die hebben wij ook aan u voorgelegd dat
er een verandering van aanpak plaatsvindt. Wij
zeggen steeds opnieuw dat wij moeten zorgen voor
het oplossen van de directe woningnood. Alleen dat
biedt oplossingen, want indirecte maatregelen le
veren praktisch niets op.
De heer GARRITSENU hebt toch heel duidelijk
van een falend beleid gesproken, mijnheer Crul?
De heer CRUL: Ja, van een falend beleid van
een ieder die sinds de oorlog aan het bestuur heeft
deelgenomen. Daar hoort de P.S.P. net zo goed bij!
De heer GARRITSEN: Wij hebben altijd heel
principieel gezegd dat wij noch met het C.D.A.
noch met de V.V.D. in welke samenstelling dan ook
willen samenwerken en dat wij het door hen gevoer
de beleid niet ondersteunen.
De heer CRUL: Nu, dan heb je gewoon wat min
der macht en dat merk je ook!
De heer GARRITSEN: We zien welke macht hier
hebt!
De heer CRUL: Daar praten we misschien nog
wel eens over; bij de volgende bespreking over het
programakkoord wordt u wellicht ook uitgenodigd.
Het is triest uit de laatste opmerking van de
heer Eissens te moeten opmaken dat hij in wezen
afstand neemt van de woningnood van dit moment.
Hij zegt in feite hetzelfde als de heer Van Dun,
namelijk dat deze woningnood niet op te lossen is.