11 JUNI 1979
733
Wethouder VAN DUN: De problematiek van de
P.T.T. is iets gecompliceerder dan de heer Garrit-
sen denkt. Dat is mij in het verleden in de onder
handelingen met de N.S. en de P.T.T. duidelijk ge
worden
De heer GARRITSEN: Laat u daar dan ook een on
derzoek naar instellen, zodat wij als raad een dui
delijke beslissing kunnen nemen. Als wij de nu
voorgestelde beslissing nemen, denk ik dat wij een
kantoorvestiging krijgen op een plaats die daar
uitermate slecht geschikt voor is.
Wethouder VAN DUN: Dat is dan de mening van
de heer Garritsen tegenover de mijne. Hier wil ik
het bij laten.
De heer BROEDERS: Ik wil een algemene opmer
king vooraf maken. Als je de discussie volgt, kun
je de indruk krijgen dat het C.D.A. als penning
meester optreedt en bepaalt wat wel en wat niet mo
gelijk is, waarbij men geen rekening met anderen
houdt. De sanering van het grondbedrijf doet, juist
door de versterking van de woonfunctie en door het
invullen van meer woningwetwoningen in de binnen
stad, een belangrijke aanslag op de financiële mid
delen van de gemeente. Als de heer Ten Wolde zegt
dat de sanering van het grondbedrijf de rentebij
schrijving tot oorzaak heeft, meen ik dat hij daar
mee niet volledig is. Natuurlijk zijn er rentes
bijgeschreven en het is duidelijk dat er meer ren
te komt naarmate wij langer wachten met het verko
pen en bebouwen van de betreffende gronden. De fi
nanciële uitkomst van het grondbedrijf B is echter
in belangrijke mate mede bepaald door het feit dat
aanvankelijk een geheel andere bestemming op de
grond werd gelegd. De meerderheid van het college
is van opvatting dat die maatschappelijke ontwik
keling, dat aanpassen aan hetgeen in de samenleving
leeft tot gevolg moet hebben dat de gemeente daar
ook gelden voor beschikbaar stelt. Het zou best