736 11 JUNI 1979 Wethouder BROEDERS: Als de raad zou besluiten de onroerend-goedbelasting met bijvoorbeeld 1 miljoen te verhogen en dat bedrag in de eerst volgende jaren ten behoeve van de binnenstad aan te wenden, dan kan ik daar als wethouder van finan ciën geen bezwaar tegen maken. Een dergelijke har de dekking zou nu echter een raadsbesluit vergen. De heer CRUL: Daar staat u als lid van de C.DA.-fractie dan ook achter? Wethouder BROEDERS: Neen, ik heb duidelijk ge zegd dat ik als wethouder van financiën allereerst de financiële kaders moet aangeven waarbinnen de raad zou moeten manoeuvreren. Vervolgens dienen de politieke consequenties voor college en raad aan de orde te komen. Het gaat hier dus niet om een keuze die ik namens het C.D.A. doe dat kan ik ook niet maar ik geef een bepaalde dekkingsmo gelijkheid aan. Ik heb er op gewezen dat ik de dek king, zoals die is aangegeven voor het EnWa-bedrijf het grondbedrijf A en andere reserves en fondsen, niet hard vind en zelfs als onverantwoord beschouw. De heer CRUL: Betekent dat in wezen dat u, als er een amendement van C.D.A. of V.V.D. of bei de komt in de door u bedoelde zin, uw standpunt als wethouder van financiën en wellicht ook als collegelid zou kunnen wijzigen? Wethouder BROEDERS: Als u dat laatste er af laat, wel. Dit staat echter los van de vraag of je op korte termijn iets kunt veranderen door meer geld beschikbaar te stellen. Ik zie het niet als mijn taak op de politieke aspecten van de zaak in te gaan; mijn taak is de raad de financiële gren zen aan te geven waarbinnen het geheel kan worden uitgevoerd Wethouder PAULUSSEN: Men heeft mij van ver schillende kanten wat uitgedaagd en de kwalificatie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 736