738
11 JUNI 1979
gescheiden mannen en vrouwen, studerenden en werken
de jongeren. Wij hebben met elkaar, zoals wij hier
zitten, duidelijke signalen gekregen van maat
schappelijke instellingen en van bewonersgroeperin
gen en daaruit hebben de heer Welschen en ik de
conclusie getrokken, dat wij op korte termijn via
het woningbouwprogramma en de aanpassing daarvan
iets moeten doen voor deze grote groep mensen.
De heer TEN WOLDE": Dat is nu juist het punt
waarop wij constateren dat er toch iets aan de
hand is. Ik heb mevrouw Paulussen een week geleden
gewaarschuwd en zelfs in de raadsvergadering ge
zegd dat zij dit best mag constateren, want wie
van de hier aanwezigen constateert het niet? Zij
kan spreken over mensen op de stoep, over consta
tering van woningnood in de stad en over een grote
verborgen woningnood, want dat kan zij uiteindelijk
nog beter beoordelen dan ik, maar ik heb haar dui
delijk gevraagd en daar draait zij nu weer fun
damenteel om heen; dat beschouw ik als afwezig
heid een totaal beeld te laten zien dat niet al
leen van de behoefte afhankelijk is. Het grieft
mij tot diep in mijn hart als ik hier nu weer hoor
verkondigen dat C.D.A. en V.V.D. met dergelijke
noodsituaties niet begaan zouden zijn. Ik zeg al
leen maar dat wij binnen het totale beeld ook moe
ten bezien wat er mógelijk is; in dat verband zegt
de heer Welschen "wat je wilt, dat kun je", maar
wat er komt moet je maar afwachten. Ik vind dat
men dit beeld moet concretiseren, want ik heb er
al verschillende malen op aangedrongen en krijg
nóg niet het gevraagde antwoord.
Wethouder PAULUSSEN: Ik heb mij gerealiseerd
dat deze interruptie waarschijnlijk zou komen. De
heer Ten Wolde heeft mij gevraagd nu eens te zeg
gen waar ik mee bezig ben. Wel, ik zég het hem en
ik heb het al eens eerder gezegd. Ik handel niet
op basis van medelijden of emotionaliteit, maar op
grond van de realiteit van de dag! Ik heb in de