11 JUNI 1979 749 mocht blijken dat er meer woningwetwoningen kunnen en moeten worden gebouwd, de invulling daarvan te overwegen volgens de suggestie die door de wethou der in dezen is gedaan. Dit zijn de argumenten die ik namens mijn fractie op tafel wil leggen. Wij betreuren het dat op het einde van het debat plotseling zo'n motie op tafel is gelegd. Als de P.v.d.A. voorzien had dat haar preadviezen mogelijk niet haalbaar zouden zijn, had zij toch zeker de wethouder van de even tueel in te dienen motie op de hoogte kunnen stel len. Het plotseling op tafel leggen van dergelijke trouvailles getuigt niet direct van collegiaal be stuur en de eindconclusie is dat de motie voor ons niet aanvaardbaar is. De heer VAN DE STEENOVEN: Wij hebben heel dui delijk naar voren gebracht dat wij deze motie lie ver niet hadden ingediend. Als één van onze voor stellen op de een of andere manier positief was be naderd, hadden wij de motie niet ingediend, maar van C.D.A.- en V.V.D.-zijde is geen enkel gebaar in onze richting gemaakt; vandaar deze motie. De heer TEN WOLDE: De heer Van de Steenoven begint al meteen met het punt waar het om gaat, na melijk dat er helemaal niets extra's in de voor stellen van het college zou zitten. Ik dacht juist dat wij nadrukkelijk hadden geconstateerd dat dat extra's zat in de voorstellen van 8 miljoen die wethouder Broeders duidelijk met betrekking tot de woningbouwfunctie in de binnenstad heeft onderbouwd Daarmede zijn de wensen van de P.v.d.A. blijkbaar niet voor 100 gehonoreerd en dan komen wij te recht bij de motie waar wij op dit moment over spreken. In de eerste overweging van de motie wordt aangegeven dat de politieke koers van raad en col lege een belangrijke graadmeter is. In de tweede overweging zegt de P.v.d.A. dat in het beleid geen voor haar herkenbare lijn zit, maar het beoordelen daarvan is geen zaak van de raad. Uit de discussies

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 749