11 JUNI 1979 751 De heer HENDRIKSEN: Ik concludeer uit de woor den van mevrouw Saelman dat zij op dit moment af stand neemt van de 55 sociale woningbouw, waar D'66 in het verleden altijd een voorstander van was De heer GARRITSEN: Het is op zich wat merk waardig dat de P.v.d.A. nu in een derde termijn weer met een motie komt, terwijl alle andere moties in dezelfde richting dreigen te worden afgewezen. Het realiseren van meer woningwetwoningen is op zich een goede zaak en ik begrijp dan ook niet waarom de diverse fracties zó lang over het uitein delijk afwijzen van de onderhavige motie hebben moeten beraadslagen. Ik maak daaruit op dat deze motie door de P.v.d.A. eigenlijk door een andere motie had moeten worden vervangen. Ik zou op zich wel vóór deze motie kunnen stemmen en dat geldt in feite voor alle voorstellen die de P.v.d.A. heeft ingediend want elke kleine verbetering is meegenomen; zo pragmatisch wil ik dan wel zijn. Op dit moment had het mij echter politiek juister en duidelijker geleken wanneer men een motie van wan trouwen in de richting van het college had inge diend. Dat is de duidelijkheid die hier momenteel gewenst is, zeker in de richting van C.D.A. en V.V.D. die iedere keer zeggen dat men afwijkt van het akkoord waar de fracties gezamenlijk achter staan. Als de P.v.d.A. iedere keer zulke grote pro blemen heeft, vind ik dat men consequent moet zijn en met een motie van wantrouwen ten opzichte van het college moet komen. Ik ben helaas niet in staat zo'n motie alleen in te dienen, maar een dergelijke motie van de kant van de P.v.d.A. zou ik gaarne ondersteunenl Wethouder VAN DUN: De motie ligt op tafel en er wordt een uitspraak van de raad over gevraagd. Om redenen van praktische aard en om niet in her haling te vervallen, kan ik de raad mededelen dat de meerderheid van het college 3 C.D.A.-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 751