771
21 JUNI 1979
ingang geweerd en hadden geen toegang tot de fes
tiviteiten.
Wij vragen ons af in hoeverre het college van bur
gemeester en wethouders mogelijk heeft medegewerkt
aan dit misdrijf in het kader van artikel 137-D
van het Wetboek van Strafrecht, welk artikel be
trekking heeft op discriminatie van mensen.
ANTWOORD
Naar aanleiding van de in de rondvraag van de
raadsvergadering van 18 december 1978 door U ge
stelde vragen over een vermeend incident bij de
opening van het vrouwentrefcentrum aan de Pasbaan
op zondag 17 december daaraanvoorafgaand kunnen
wij U op éénzinnige wijze mededelen, dat blijkens
ingewonnen ambtsberichten slechts enkele mannen
bij de opening getroffen werden, ten aanzien waar
van wij U ons medeleven betuigen terzake van de
omstandigheid, dat U zich klaarblijkelijk schaart
onder die enkele mannen, die aan de ingang werden
geweerd, zulks terwijl zij zo gaarne toegang tot
de festiviteiten hadden gehad, - welke feiten ove
rigens naar ons gevoelen niet zonder meer te bren
gen zijn onder het begrip discriminatie, als om
schreven in artikel 90 quater van het Wetboek van
Strafrecht - alles onverminderd het feit, dat van
enige deelnemingsvorm aan het misdrijf van artikel
137-D van dit wetboek door ons college geen sprake
kan zijn alleen al vanwege de omstandigheid, dat
- gelijk artikel 51, eerste lid, van genoemd wet
boek bepaalt - strafbare feiten (en de deelnemings-
vormen) kunnen worden begaan door natuurlijke en
rechtspersonen, terwijl toch moet worden vastge
steld, dat ons college - hoe honorabel overigens
ook - noch een natuurlijk, noch een rechtspersoon
is, om al welke redenen wij van mening zijn, dat
de door U gestelde vragen wat slordig geformuleerd
zijn en grosso modo beter achterwege hadden kunnen
blijven, nog afgezien van het feit, dat vragen om
trent de strafbaarheid van een bepaalde handelwij^-
ze veeleer aan de justitiële autoriteiten waren te