21 JUNI 1979 774 vraag 3 wordt vermeld bestuurlijk niet onbehoor lijk gehandeld? 5. Is het college bereid de stukken alsnog ter in zage te leggen voor de bevolking? Zo niet, waarom niet? 6. Welke maatregelen denkt het college te nemen om te zorgen dat stukken welke ter visie worden gelegd ook werkelijk ingezien kunnen worden en dat een eenmaal opgang gebrachte openbare proce dure niet wordt teruggenomen op het moment dat personen de stukken willen inzien? ANTWOORD 1Ten behoeve van een wapen- en munitie-opslag plaats in het gebouw Heerbaan 44 is door de Dis trictscommandant der Rijkspolitie bij ons col lege een vergunning ingevolge de Hinderwet aan gevraagd. Nadat daarover intern ambtelijk over leg was gevoerd is die aanvraag overeenkomstig wettelijk voorschrift op de gebruikelijke wijze (zie punt 5 van de hierbijgevoegde "uiteenzet ting over de gang van zaken bij de behandeling van een aanvrage om Hinderwetsvergunning11) open baar gemaakt en wel op donderdag 22 februari 1979. Vanaf die datum lagen het verzoek en de bijbe horende stukken op het stadhuis ter inzage. 2. Ja. Zie tevens het antwoord op vraag 1. 3. Het is ons college bekend, dat de betreffende bescheiden op een bepaald moment niet meer ter inzage zijn verstrekt. Dit was een gevolg van het feit, dat gelet op de inhoud van de aanvraag in dit bijzondere ge val voor alle zekerheid - op het moment dat voor de bescheiden belangstelling werd getoond - bij de aanvrager werd geïnformeerd naar de mate waarin de gegevens uit de aanvraag geheim waren. Het bleek, dat de aanvrager er geen en kel bezwaar tegen had dat bekend werd dat er in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 774