775
21 JUNI 1979
het onderhavige gebouw wapens en munitie zou
worden opgeslagen. Doch hij was er zich onvol
doende van bewust geweest, dat naast de gege
vens vermeld in het aanvraagformulier ook alle
daarbij behorende bescheiden gedurende de ter
mijn waarbinnen een aanvraag openbaar is ter
inzage moeten worden verstrekt. Het ter inzage
geven van slechts een gedeelte der bescheiden
is naar onze opvatting niet toegestaan.
Het aan het publiek verstrekken van alle stuk
ken stuitte bij de aanvrager echter op onover-
komenlijk bezwaar.
Vandaar dat hij die aanvraag op hetzelfde mo
ment introk teneinde middels een bijzondere
procedure, welke is voorzien in de Hinderwet,
de benodigde vergunning te verkrijgen.
Nadat het verzoek tot intrekking was gedaan,
hetgeen aanvankelijk mondeling geschiedde doch
nadien schriftelijk is bevestigd, konden en
mochten de betreffende gemeente-ambtenaren niet
anders handelen.
4. Alhoewel het - zoals U zult begrijpen - niet
gebruikelijk is, dat een administratieve proce
dure op een dergelijke wijze wordt onderbroken
menen wij, dat, gelet op het feit dat de aan
vrager van een vergunning - hetzij mondeling
hetzij schriftelijk - zijn verzoek op elk door
hem gewenst moment buiten behandeling kan doen
stellen hetgeen tot gevolg heeft dat de daarop
betrekking hebbende stukken vanaf dat moment
niet meer openbaar zijn er bestuurlijk niet on
behoorlijk is gehandeld.
5. Zoals uit het antwoord op vraag 4 blijkt, zijn
wij niet meer gerechtigd om de stukken alsnog
ter inzage te leggen. Overigens hebben wij de
aanvraag en de bijbehorende stukken inmiddels
aan de Districtscommandant der Rijkspolitie te
ruggezonden.
Indien de Kroon over enige tijd echter beslist,
dat het landsbelang een vertrouwelijke