777 21 JUNI 1979 4. Het is bekend dat mijn fractie, zonder er veel over te praten, veel waarde hecht aan een zin volle inspraak. Kan het college de garantie geven, dat ook in deze zeer gevoelige en moeilijke materie, de inspraak tot zijn recht komt? ANTWOORD 1Deze vraag moet in ontkennende zin worden be antwoord Het betreffende overleg d.d. 28 april 1978, waarin deze toezegging zou zijn gedaan, vond namelijk plaats tussen het bestuur van het Woonwagenschap (en niet het college) en het comité Driekoningenoord. Wel heeft de toenmali ge voorzitter van het Woonwagenschap, de heer A. de Raaff, op dat moment tevens verantwoorde lijk wethouder voor woonwagenaangelegenheden, het comité meegedeeld binnen het college te zullen pleiten voor een tweede woonwagencentrum in Breda. Zoal<5 bekend heeft het Woonwagenschap naar aan leiding van dit overleg en de actie, die hier aan vooraf was gegaan, bij brief d.d. 12 mei 1978 ons college verzocht aan de gemeenteraad van Breda een principe-uitspraak te vragen in zake de vestiging van een tweede woonwagencen trum van 30 standplaatsen in Breda. Nog dezelf- de maand heeft het college de dienst openbare werken de opdracht gegeven naar een locatie voor een tweede woonwagencentrum in Breda te zoeken 2. Voor wat betreft de hieronder volgende beant woording van Uw andere vragen zullen wij regel matig verwijzen naar het op 23 en 24 april j.l. door de raad behandelde en aangenomen "Voorstel van burgemeester en wethouders met betrekking tot de aanwijzing van een locatie(s) ten be hoeve van de aanleg van 30 woonwagen-stand- plaatsen" Naar ons oordeel geeft paragraaf II van dit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 777