21 JUNI 1979 780 leningsdienst op blz3 van het voorstel niet ge reed zijn en dus, in tegenstelling tot wat in het voorstel wordt vermeld, ook niet ter visie hebben gelegen. Wij stellen u voor deze begrotingswijzi gingen daarom niet in de besluitvorming te betrek ken. De heer GARRITSEN: Ik wil een opmerking ma ken over punt 2 op blz. 5: aanbrengen schuilkel dervoorzieningen parkeergarage Houtmarkt. Naar ik heb begrepen komen in dezen de gelden van het rijk en vervult de gemeente slechts een doorgeeffunc tie. Desondanks meen ik, ervan uitgaande dat mijn vragen over de schuilgelegenheid juist zijn beant woord, dat het volstrekt logisch is een brief naar de rijksoverheid te sturen met de mededeling dat het bedrag van 6 miljoen dat aan de twee schuilgelegenheden is besteed, ten onrechte naar Breda is gegaan. In het antwoord op mijn vragen wordt namelijk uitdrukkelijk vermeld dat iedere burger van Breda zelf voor schuilgelegenheid moet zorgen. Als je daarvan uitgaat, heb je geen schuilgelegenheden nodig en kun je die 6 miljoen in de schatkist laten zitten. Ik vind dat je dat dan ook aan de rijksoverheid kenbaar zou moeten maken De VOORZITTER: U vraagt dit bij deze gelegen heid; u hebt ook al vragen in die richting gesteld waarop u antwoord hebt gekregen. Ik meen dat u de ze vraag in dit verband ten onrechte stelt en ik ben het trouwens ook niet met uw probleemstelling eens. Er zijn subsidies ontvangen en die kunnen mijns inziens niet worden afgewezen op grond van het feit dat er overigens in een heel ander verband wordt opgemerkt dat de burgers zich tegen bepaalde gebeurtenissen moeten wapenen. De subsidies zijn ontvangen en ik geloof dat er te dien aanzien correct is gehandeld. De heer GARRITSEN: Ik denk dat het door mij genoemde probleem in dit verband juist wèl aan de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 780