801
21 JUNI 1979
dat we blij met deze panden mogen zijn; ik kan
daar geen uitspraak over doen. Wat de woonfunctie
betreft: er zou sprake zijn van verkoop omdat de
huur voor mensen met lage inkomens niet op te
brengen zou zijn. Dat is een nieuw beleidsuitgangs
punt van het college; ik heb het tenminste nog
nooit gehoord en ik meen dat tot nu het beleid
heeft ingehouden dat altijd tot verkoop werd over
gegaan, ongeacht de huurprijs die een pand zou
moeten opbrengen. Als hier een wijziging van het
beleid in het geding is, lijkt het mij van belang
zulks te vernemen.
Naar aanleiding van de woorden van de heer
Van Duijl kan ik mij voorstellen dat de bewuste
context niet onmiddellijk "op te leveren" is, maar
het gaat hier toch om één van de belangrijke on
derdelen van de destijds gevoerde discussie, te
weten het eigen woningbezit van de gemeente. Er is
van de zijde van het C.D.A. uitdrukkelijk gezegd
en de heer Eissens zal dat moeten bevestigen
dat wij met betrekking tot het gemeentelijk woning
bezit moeten handelen en dat eventuele mogelijkhe
den tot verhuur aan mensen die in woningnood ver
keren, in de beschouwingen moeten worden betrokken
en voorrang zouden moeten krijgen.
De heer TEN WOLDE: Ik heb de indruk dat me
vrouw Saelman weinig verstand van het verbouwen
van boerderijen heeft. Ik heb daar zelf ook heel
weinig verstand van, maar ik zou mij kunnen voor
stellen dat zij haar verwachting omtrent een lage
huurprijs baseert op het feit dat de boerderijen
zijn voorzien van een grupstal, waardoor mogelijk
geen toiletvoorzieningen hoeven te worden getrof
fen!
Mevrouw SAELMAN-BOELENIk heb er in ieder
geval zó veel verstand van, dat ik weet dat juist
de mensen die in boerderijen geïnteresseerd zijn,
dikwijls niet veel waarde aan luxe hechten.
De heer GARRITSEN: Twee leden van het college