843
21 JUNI 1979
objecten ligt. Je moet deelontwikkelingen altijd
in het licht van het geheel zien. Ik denk dat een
vergelijking kan worden getrokken met de woning-
wetwoningbouw. Er zijn straten waar 15% woningwet-
woningbouw staat en er zijn straten waar 80% wo-
ningwetwoningbouw staat. Als je wilt weten hoeveel
woningwetwoningen er worden gebouwd, moet je de
totaliteit in ogenschouw nemen. Iets dergelijks
geldt mijns inziens ook voor het geval dat thans
aan de orde is.
De kredieten die het college totnogtoe aan de
raad heeft gevraagd, hebben betrekking op gebieden
waar betrekkelijk weinig aan woningwetwoningbouw
is gedaan. Ik kan wanneer men dat wil staten over
leggen waarin per woning wordt aangegeven om wat
voor woning het gaat en hoeveel warmte er moet
worden geleverd. In het plandeel Architeam, dat
vanavond onder meer aan de orde is, komt inderdaad
woningwetwoningbouw voor; men moet echter goed be
grijpen dat er indertijd een aantal uitgangspunten
zijn geformuleerd en dat daarop het KEMA-rapport
is gebaseerd, zodat ik geen kritiek op het KEMA-
rapport accepteer. Men mag wel tegen het college
schelden, maar men mag geen kritiek op het KEMA-
rapport leveren, omdat dit uiteindelijk ook weer
gebaseerd is op door ons aangedragen gegevens. Wij
hebben aan KEMA medegedeeld hoeveel woningen van
welke soort in welke omvang en in welke dichtheid
zouden worden gebouwd. Als nu de huizen concreet
vorm gaan krijgen, is het de taak van het EnWa-
bedrijf ervoor te zorgen dat voor een concrete
woning de juiste warmte wordt geleverd. Als indi
viduele woningen een andere aansluitwaarde hebben
dan waarvan voor het geheel is uitgegaan, krijg
je op een klein stukje afwijkingen. Dat wil niet
zeggen dat het KEMA-rapport verkeerd is, want
daarin is men uiteindelijk van gemiddelden en van
totaliteiten uitgegaan.
De aansluitwaarde is trouwens nog niet een
punt van zeer grote zorg. Eén van de randvoorwaar
den bij de aanvaarding van het voorstel inzake de