21 JUNI 1979 852 budgetverdeling vaststelde. Mijn fractie kan met het ter tafel liggende voorstel akkoord gaan op basis van een eenvoudige constatering. Als de raad het voorstel niet zou aanvaarden, zouden de betrokken gelden naar de saldireserve toevloeien, hetgeen tot een beperkte inzetbaarheid zou leiden. Tegen deze achtergrond kunnen wij met het voorstel meegaan. Wij stellen ons voor dat een nadere discussie eerst in de com missie bedrijven wordt gevoerd en vervolgens even tueel in een gecombineerde vergadering van de com missie bedrijven en de commissie financiën. Daar bij zal niet alleen over de besteding van de krachtens dit voorstel vrijkomende gelden moeten worden gesproken, maar ook over de continuering van een gemeentebedrijf, een onderwerp van min stens even groot belang is. De discussie over die twee onderwerpen zal mijns inziens in de toekomst verhelderend kunnen werken. Wethouder DE RAAFFIk heb de indruk dat de gemaakte opmerkingen meer van financiële aard dan van bedrijfseconomische aard zijn en dat dus eigen lijk wethouder Broeders zou moeten antwoorden, maar ook ik wil mijn zienswijze wel geven, te meer daar die wat dit punt betreft gelijk is aan die van wethouder Broeders. Ik heb van de heer Van de Steenoven eigenlijk bar weinig nieuws gehoord en ik meen dat zijn be toog een herhaling is van wat bij een eerdere ge legenheid De heer VAN DE STEENOVEN: Dat wordt nu voor de tweede keer opgemerkt. De wethouder van finan ciën heeft de vorige keer enigszins de indruk ge wekt dat men in de P.v.d.A.-fractie niet één dui delijke visie op de gemeentefinanciën zou hebben. Het leek mij goed nu eens duidelijk te laten mer ken dat er toch wel een lijn in te bespeuren is. Dat heb ik met mijn betoog willen aantonen. Wethouder DE RAAFF: Die lijn is mij dan niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 852