869
21 JUNI 1979
moet worden "vertaald". Het valt te betreuren dat
het standpunt van Breda pas vandaag in de gemeen
teraad aan de orde is, te meer daar we ook in de
stadsgewestraad hadden aangedrongen op een snelle
reactie van de deelnemende gemeenten.
Ik zal proberen mijn betoog kort te houden,
mede omdat ook de ter tafel liggende reactie zich
beperkt tot een aantal hoofdaspecten. In het ver
volg zal ik enige aandacht schenken aan de bestuur
lijke kant van de zaak en daarnaast wil ik even
ingaan op de historische ontwikkelingen met be
trekking tot het wonen en het werken.
De reactie van Breda zou kunnen inhouden dat
er op zichzelf in stadsgewestelijk verband goede
ambtelijke stukken zijn geproduceerd. Men is be
gonnen met de inventarisatiefase, vervolgens is er
een confrontatiesituatie geweest en uiteindelijk
liggen er nu twee hoofdprofielen als basisgedach
ten op tafel: het tuinstedelijk en het stedelijk
profiel. Hiermee wordt in wezen reeds op de ver-
stedelijkingsnota ingespeeld, zij het dat de be
stuurlijke elementen om vooraf op hoofdmotieven
een aantal keuzen te formuleren, eigenlijk in prag
matische zin en vanuit de ambtelijke koker worden
benaderd. Ik zeg dit overigens zonder afbreuk aan
de kwaliteit van het stuk te willen doen. De con
clusie is dat de bestuurlijke elementen waarop ook
de heer Van de Steenoven enigszins heeft gedoeld,
in dit verband wel enigszins in het gedrang zouden
kunnen geraken. Nu er min of meer een stadsgewes
telijk structuurplan in wording is, moeten we
eigenlijk helaas constateren dat er nog geen af
spraken ten aanzien van de bestuurlijke bevoegdhe
den van het stadsgewest op dit gebied liggen. Het
zelfde geldt voor een mogelijke vertaling tot een
uniformere gedachte in de richting van streekplan
en structuurplannen.
Wat zien we nu gebeuren? Nu de "kluif" wordt
verdeeld ik zeg dat misschien een beetje onsym
pathiek probeert iedereen toch weer "voor zijn
eigen hachje" de dingen op een rij te zetten,