21 JUNI 1979 884 geschieden wat we met elkaar willen. Het is niet alleen merkwaardig, het is zelfs redelijk belache lijk. Iets dergelijks proef ik ook een beetje in de reactie van het stadsgewest. Weliswaar wordt daar in niet de positie van Breda per se aangetast, maar men gaat ervan uit dat men Zevenbergen, Etten Leur en Raamsdonk, als ze willen groeien, maar hun gang moet laten gaan, daarbij gewoon voorbijgaande aan wat er in Breda "voor het hebben" ligt. Als de provinciale benadering zoals zij nu cijfermatig op tafel ligt, geldingskracht krijgt, zouden bestuurlijke beslissingen en beleidslijnen uit het verleden worden miskend. Ook dan zullen we echter nog bouwlokaties nodig hebben en zoals men heeft kunnen zien is van alle alternatieven in de regio Breda het enig haalbare dat gereed ligt: de afbouw van de Haagse Beemden. Met "gereed liggen" bedoel ik dan dat daar de potenties aanwezig zijn, dat er een structuurplan ligt dat door de raad van Breda is goedgekeurd en dat we ons voor die moge lijkheid van rijkssteun kunnen verzekeren. Al met al is de realiteitswaarde van dat alternatief gro ter. Ik ga ervan uit dat de provincie dit zal in zien, op basis van onze reactie, andere reacties uit het stadsgewest en ook landelijke reacties, want ik kan mededelen dat de rijksplanologische dienst, de inspecteur van de ruimtelijke ordening en de hoofdingenieur-directeur van de volkshuis vesting in Noord-Brabant de grootste bezwaren te gen dit provinciale standpunt hebben en dat ook langs die kanalen bij het provinciaal bestuur de zelfde bezwaren als Breda heeft, kenbaar zullen worden gemaakt, In deze reacties in algemene zin heb ik naar ik meen enkele hoofdpunten behandeld. Er wordt nu niet meer over een gesloten woon- werkbalans maar over het streven naar een evenwich tige woon-werkbalans gesproken. Ik geloof dat men daarbij niet van een absolute gedachte uitgaat, maar dat er een marge aanwezig is die tot een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 884