25 JUNI 1979
916
acceptabel te maken. Ik geloof dat dit een andere
kwestie betreft dan het investeren van 100.000,
in de foyer. Wij meenden dat dit, gelet op de hope
lijk korte periode, niet verdedigbaar zou zijn. Het
theater Achterom kunnen wij voor een aanzienlijk
geringer bedrag in ieder geval geschikt maken, ter
wijl die accommodatie ook haar functie zal blijven
behouden en de voorzieningen in de foyer na twee
jaar weer zouden moeten worden afgebroken, aange
zien hij dan weer als foyer zal moeten worden ge
bruikt.
De heer Gielen heeft vervolgens nog een vraag
gesteld waarop ik nauwelijks enige toezegging durf
te doen. Hij heeft gevraagd of de grote zaal voor
de amateursector kan worden geopend, waaraan dan
meteen de voorwaarde moet worden verbonden dat die
amateursector geen gebruik zal maken van de voorzie
ningen op het toneel. Verschillende van die voor
zieningen voldoen namelijk niet meer aan de crite
ria. Zoiets is natuurlijk altijd arbitrair, maar
wanneer de deskundigen het college nadrukkelijk ad
viseren de grote zaal te sluiten, omdat daarmee
niet meer kan worden gewerkt, is het m.i. je eni
ge verantwoordelijkheid om dan maar een streep te
zetten. Ook door de rijksschouwburgcommissie is die
conclusie onderstreept en mede op basis daarvan is
de minister ertoe bereid met een niet onaanzienlijk
bedrag Breda tegemoet te komen ten aanzien van het
plegen van investeringen met betrekking tot deze
zaal. Overigens ben ik met het de heer Gielen wel
eens dat in de overige ruimten van de stadsschouw
burg de amateursector aan zijn trekken moet kunnen
komen. Wellicht zal dat beter kunnen gebeuren dan
in het verleden, waarbij ik de hoop wil uitspreken
dat die bal verder blijft rollen.
In de richting van de heer Paquay meen ik al
te hebben gezegd dat de voorzieningen welke in an
dere zalen zouden moeten worden gepleegd enorm
kostbaar zijn. Je kunt overigens van een totaal an
dere conceptie uitgaan, waarbij je geen stadsschouw
burg meer nodig hebt en de activiteiten over de