923 25 JUNI 1979 verhandelde tijdens een hoorzitting bij de Raad van State zijn burgemeester en wethouders tot inkeer gekomen met betrekking tot het dakkapellenbeleid. B. en w. nemen het recht in eigen hand en verlenen de vergunning die de raad weigerde. Het gaat ons te ver dat de ontkrachting van een raadsbesluit via een b. en w.-notitie bekend wordt gemaakt aan de raad. Ik vind dat de raad zelf moet beslissen of hij een mogelijk onjuiste beslissing teniet wil doen. Overigens blijf ik van mening dat de behande ling van beroep- en bezwaarschriften volledig dient te geschieden door een onafhankelijke adviescommis sie en dat die in feite dus niet door b. en w. moet worden voorbereid. Wethouder VAN DUN: De netheid bij het werk leidt tot discussie in de raad. Naar mijn mening heeft het college zijn notitie eigenlijk ten over vloede aan de raad voorgelegd. Wij hadden dat ook niet kunnen doen en wellicht was de heer De Brouwer dan wat gelukkiger geweest. Het verlenen van bouw vergunningen in het algemeen is nog steeds aan het college voorbehouden. Overigens moet ik stellen dat wij zeker niet tot inkeer zijn gekomen met be trekking tot het dakkapellenbeleid; het zou mis schien interessant zijn dit onderwerp deel te doen uitmaken van het programakkoord. Wij hebben in de raad lang over deze materie gediscussieerd en het college is niet tot inkeer gekomen, maar het heeft op een gegeven moment een stuk onrechtvaardigheid ontdekt. Wij hebben de fictie aangenomen dat er een bouwaanvrage in het laatste ressort in be roep bij de raad is afgewezen en dat er thans een nieuwe bouwaanvrage aan de orde is, waarbij wij de raad mededeling doen van het feit dat wij die bouwaanvrage hebben gehonoreerd. Dat laatste noem ik een stukje netheid bij het werk, dat wel licht ten overvloede was. De heer DE BROUWER: Ik ontken dat er in dezen sprake is van netheid bij het werk. Het is aardig

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 923