92
15 FEBRUARI 1979
ad 3
De wenselijkheid, dat bijzonder onderzoekers een
politie- of soortgelijke opleiding zouden hebben
genoten, is op verschillende wijzen gebleken.
Van de zijde van het Openbaar Ministerie is de Ge
meentelijke Sociale Dienst herhaaldelijk attent
gemaakt op gebreken bij gedane aangifte van ern
stige vermoedens van strafbare feiten.
Het leek derhalve gewenst bijzonder onderzoekers
aan te trekken die - zowel naar opleiding als door
ervaring - op de hoogte zijn van de eisen, welke
gehanteerd worden door justitiële instanties. Naast
de waarschijnlijkheid, dat daardoor doelmatiger en
derhalve kostenbesparend gewerkt kan worden, is
een positief aspect, dat minder gemakkelijk mensen
als verdacht worden aangegeven.
Een ander aspect, dat bij de beoordeling van de te
stellen opleidingseis heeft meegeteld is het vol
gende. In het regionaal samenwerkingsverband neemt
een viertal gemeenten deel, dat uitdrukkelijk de
- in de gemeente Breda verworpen - eis heeft ge
steld, dat de onderzoeker, die voor hen ter be
schikking staat, opsporingsbevoegdheid zou worden
toegekend. In de andere gemeenten is uitdrukkelijk
de mogelijkheid opengehouden, dat op grond van
grondige evaluatie alsnog zou kunnen worden over
gegaan tot toekenning van deze bevoegdheid.
Overigens mag niet de indruk bestaan, dat uitslui
tend gezien wordt naar mogelijkheden betere aan
sluiting te vinden bij het justitieel apparaat en
de werkmethodiek van de politie. Veel aandacht
wordt ook gegeven aan de aansluiting bij de werk
wijze en werkopvattingen van de Sociale Dienst.
Onder meer mag dit blijken uit de omstandigheid,
dat een van beide onderzoekers in de gelegenheid
wordt gesteld, na afronding van zijn opleiding in
richtingswerk, welke betrokkene bij indiensttre
ding volgde, de hogere beroepsopleiding maatschap
pelijk werk te gaan volgen.