960
23 AUGUSTUS 1979
uiting gebracht".
Hieruit blijkt al dat de college-leden in de raads
vergadering over een zekere vrijheid beschikken.
Voorwaarde is wèl, dat de andere college-leden van
te voren op de hoogte zijn van een afwijkend stand
punt, ook wanneer het zaken van procedure - waarop
een ordevoorstel dikwijls betrekking heeft - be
treft.
Van een machtiging om zonder voorafgaande rugge
spraak met het college vóór ordevoorstellen te
stemmen, die door de portefeuillehouder worden ont
raden, kan derhalve niet worden gesproken. Een
korte schorsing zou mitsdien meer in overeenstem
ming geweest zijn met de geest van de terzake ge
maakte afspraken.
VRAAG (gesteld in de raadsvergadering d.d.
17-5-1979)
De heer DE BROUWER: Een vraag over vragen. Op
9 april j.l. heeft de D'66-fractie een schrifte
lijke vraag aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld en volgens artikel 40 van het
reglement van orde moet zo'n vraag zo spoedig mo
gelijk doch uiterlijk binnen een maand worden be
antwoord. Een antwoord is echter tot op heden niet
ontvangen, noch een mededeling van uitstel. Wij
verzoeken het college zich te houden aan het re
glement van orde; de leden van de gemeenteraad
moeten dat immers ook doen. Overigens zal deze
mondelinge vraag volgens dat zelfde reglement -
behoudens overmacht - binnen twee maanden moeten
worden beantwoord.
ANTWOORD
In de commissievergadering openbare werken van
28 mei zou verduidelijking gevraagd worden aan de
vraagstellers