23 AUGUSTUS 1979 991 3 C Ad. PERSBERICHT INZAKE WERKGELEGENHEID BIJ ETNA BREDA. De heer EISSENS: Onze fractie heeft kennisge nomen van het commentaar van burgemeester en wet houders inzake de mededelingen van de directie van de ETNA. Wij sluiten ons geheel aan bij de inhoud van deze standpuntbepaling, maar men zal zich kun nen voorstellen dat ook onze fractie er behoefte aan heeft enkele kanttekeningen te plaatsen. Het is zeker niet onze bedoeling op de stoel van Internatio Muller te gaan zitten en vervolgens eens even te zeggen hoe men het bedrijf rendabel zou kunnen makenwat men zou kunnen verwachten wan neer wij zouden stellen dat er geen ontslagen mo gen vallen, om de continuïteit van het bedrijf niet in groter gevaar te brengen. Wèl hebben wij grote twijfels over de wijze waarop het beleid bij Inter natio Müller hierna, overeenkomstig het spraak gebruik bij de ETNA, te noemen: I.M. met betrek king tot de dochtermaatschappij de ETNA wordt ge voerd. Van een afstand dit beleid volgend, kan men dit op zijn minst onzorgvuldig noemen. Onzes in ziens houdt het bestuur van I.M. onvoldoende reke ning met de opvattingen over de wijze waarop een bedrijf in deze tijd dient te opereren, zowel in tern als extern Voorop mag staan dat een bedrijf in deze tijd een zodanig contact met de ondernemingsraad, de leidinggevenden en de vakorganisaties heeft, dat deze op de hoogte zijn van het reilen en zeilen van het bedrijf en periodiek hun informatie hier over ontvangen. Hetzelfde geldt ten aanzien van de overheid, die vanuit haar verantwoordelijkheid mo gelijkheden kan scheppen om de werkgelegenheid te ondersteunen en te bevorderen. Een goed management zal met een meerjarenplanning werken, waarin resul taten moeten worden afgezet tegen de toekomstige ontwikkelingen. Wat hier is gebeurd, lijkt volle dig in strijd met bovengenoemde beginselen. De vak organisaties worden, volgens uitlatingen in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 991