22 MEI 1980
1004
beroep ongegrond verklaren, maar ik meen anderzijds
dat de wens van de commissie en van onze fractie
vrij duidelijk is. Graag zal ik daarop een reactie
horen
De heer GARRITSEN: De heer Ten Wolde heeft er
al op gewezen dat het voorstel in de commissie
uitvoerig aan de orde geweest. De toelichting van
de betrokkene heeft op bepaalde punten tot verdui
delijking geleid. Ook ik ben van mening dat we niet
anders kunnen doen dan met het voorstel van het
college akkoord gaan, maar ik ben het niet eens
met de heer Ten Wolde dat we in het kader van nieu
we ontwikkelingen bepaalde activiteiten mogelijk
zouden moeten maken. Naar mijn mening zijn er op
zich helemaal geen nieuwe ontwikkelingen. Er ligt
een bestemmingsplan, dat moet worden nageleefd.
Als je het bestemmingsplan wil wijzigen, moet je
inderdaad nagaan of je het bedrijf zou kunnen
handhaven. Bij een overschrijding echter van gren
zen die op het ogenblik worden gesteld, ben je op
de verkeerde weg, omdat er dan -- zoals in de com
missie ook van de zijde van de ambtenaren is uit
eengezet strijdige elementen bij elkaar in de
buurt komen. De uitbreiding zou immers ten koste
van het leefmilieu gaan. Uitbreiding van een be
drijf, hoe graag je dat ook in een bepaalde omge
ving wilt houden, heeft mijns inziens op een be
paald ogenblik haar grenzen. Op dat ogenblik moet
je inderdaad gaan denken aan verplaatsing, een
moeilijke operatie, maar wil het bedrijf verder
groeien, dan zal in Princenhage op deze plaats
niet veel soelaas te vinden zijn en zullen toch
andere stappen moeten worden ondernomen.
Wethouder VAN DUN: Een discussie over dit
soort onderwerpen, die we, zoals de heer Ten Wolde
terecht heeft gesignaleerd, in de commissie in
ruime mate hebben gevoerd, doet mijns inziens in
deze raadszaal altijd wat onplezierig aan. Op het
eind van het verhaal horen we van de raad "wij